28 april 2024

Paaslicht voor onze tijden - 5 -

 De Nederlandse dichter Huub Oosterhuis heeft eind de jaren 1970 het Lied aan het Licht geschreven en componist Antoine Oomen zette er muziek op, gebaseerd op een Geneefse melodie.
De eerste twee strofes tonen een zekere opbouw van algemeen en 'koud' naar persoonlijk en vol verlangen. De derde strofe begint met een absoluut woord "alles"... in dit lied gaat het blijkbaar om alles (of niets). We laten ons hier aanspreken door de eerste zes lijnen van het laatste couplet.

Alles zal zwichten en verwaaien
wat op het licht niet is geijkt.
Taal zal alleen verwoesting zaaien
en van ons doen geen daad beklijft.
Veelstemmig licht, om aan te horen
zolang ons hart nog slagen geeft.

(Chalons en Champagne kathedraal
eigen foto september 2019)

De dichter zegt ons aan dat als het om licht gaat, het gaat om alles of niets. Licht komt niet vrijblijvend in ons leven, dat werd al gezegd op het einde van de vorige strofe (kind in mij, kijk uit mijn ogen), maar licht is niet zomaar een van de parameters van het leven, neen, het is de ultieme toetssteen van alles. Wat niet onder het licht kan blijven staan, zal eenmaal ten onder gaan. Ons bestaan ontleent zijn waarde aan het licht en aan het licht alleen. Hoe goed we het ook kunnen uitleggen met woorden of welke (helden)daden we ook hebben verricht, alleen het licht zal bepalend zijn. Dat taal alleen verwoesting zal zaaien lijkt een voorspellend karakter te hebben als we zien hoe giftig, polariserend en angstbestendigend woorden gebruikt worden in onze samenleving anno 2024; hoe mensen gekraakt worden door commentaren die kwistig en vaak anoniem worden geplaatst op (social) media.
Het begin van deze derde strofe heeft iets apocalyptisch en dreigends: alles zal zwichten en verwaaien. Het einde zal verpletterend en krachtdadig zijn. Maar zoals de apocalyptische redevoeringen van Jezus over het einde der tijden (Marcus 13; Matteus 24-25 en Lucas 21) en zoals het boek Apocalyps is dit voor alles beeldspraak om op te roepen tot verandering, tot ommekeer, tot metanoia.
Eenmaal komt aan alles een einde, maar nu nog niet, 'zolang ons hart nog slagen geeft'. Dus hebben we nog even de tijd om het licht te zoeken en dat licht is 'veelstemmig'. In de vorige twee strofen kwam die veelzijdigheid van het licht ter sprake en hier benadrukt de dichter het nog eens... Het licht komt ons van vele kanten tegemoet en het spreekt ons aan op tal van wijzen. Aan ons om het te willen én te durven én te proberen zien. Leven is ons proberen open te stellen voor dat licht, het is elke dag weer zonnebaden in dat voortijdige, aanhoudende, dragende en veelstemmige licht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten