Het feest van de Hemelvaart van Jezus is voor ons, Westerse mensen van de 21ste eeuw, niet zo gemakkelijk. Dit feest sluit aan bij wat we lezen in het eerste hoofdstuk van de Handelingen der Apostelen. Dichter Michel van der Plas kan ons misschien een weg wijzen bij de benadering van dit verhaal en deze feestdag. Voor hem is het een feest van de hoop dat Jezus eens door ons gevonden zal worden. Dat vinden van Jezus is in feite de hemel open vinden.
Hij verwoordt dit in een soort Te Deum-gebed. Het Te Deum kennen we van de nationale feestdag, maar het is een hymne van lof en dank met wortels in de 4e/5e eeuw. Het wordt in de kloosters die leven volgens de regel van Benedictus gezongen op zondagmorgen als afsluiting van de nachtwake.
TE DEUM
U God zou ik zo graag hebben geprezen,
u Heer beleden; met de hele aarde
en al uw engelen; maar ik zocht naar de
geheimen van uw onnaspeurbaar wezen
en vond geen waarheid die u evenaarde,
hier, nu, en bleef gevangen in mijn vrezen
voor doem en dood, en hield me vast aan deze
ruimte en tijd die u voor mij uitspaarde.
Ik bid u, Christus, die ik na blijf staren
sinds u, wanneer, waarom, zijt opgevaren,
maar die zult komen om mij vrij te kopen :
wil mij tenminste deze dag bewaren.
O, als ik toch op u zou mogen hopen
en u eens vinden, en uw hemel open.
(uit: van der Plas, Michel, De oevers bekennen kleur. Verzamelde gedichten., uitg. Lannoo, Tielt, 1994, blz. 308)