4 augustus 2025

Zaaien met tranen

 Wij als christen gelovigen voelen ons verweesd en onzeker in deze tijden waar we ons verhaal met God en Jezus zien afketsen op onverschilligheid, argwaan, vooroordelen en dorre wetenschappelijkheid. Als we ons kleine leven afzetten op de tijdslijn van het Eerste en Tweede Testament en daarna, dan zien we dat gelovigen heel vaak leefden als minderheden in een vijandige omgeving. De situatie in West-Europa tijdens de twintigste eeuw was voor de kerk vrij uitzonderlijk. Tot kort na Wereldoorlog II kon de kerk een zware stempel drukken op de samenleving en deze machtspositie leek haar nogal evident. Nu ontstaat er een situatie waarin de christen gelovigen zichzelf terugvinden waar Christus ze ook zag : als zout (teveel zout is ongezond en verpest de smaak) of als gist (een kleine hoeveelheid kan een brood doen rijzen of bier op smaak brengen), als bron (klein begin van een soms grote stroom). 
Psalm 126 zingt ook deze tweespalt uit : de droefheid omdat de inzet schijnbaar zonder resultaat is en de hoop/het verlangen dat er vruchten zouden zijn voor iedereen. In het eerste deel zingt de dichter over de terugkeer uit ballingschap, maar het tweede deel toont dat dit een wens is, dat de ballingschap nog gaande is. 
Meerdere keren heeft de Nederlandse dichter Huub Oosterhuis vanuit deze psalm geschreven. Een van deze liederen laat ik hier horen, gezongen door de kleinkunstzangeres Lenny Kuhr. "De steppe zal bloeien" gaat over vertrouwen en geloof, over dood en verrijzenis, over overgave en ommekeer.
Maar ook aan het Jezuswoord bij Johannes kunnen we denken : "Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft ze alleen, maar indien ze sterft brengt ze veelvoudig vrucht voort."(Jo. 12,24-25).