7 oktober 2018

God dichten tot Hij openbreekt - 12-

Het geloof is een wondere zaak. Wie alleen zweert bij een materialistische filosofie, zegt dat hij enkel weet wat hij ziet of wat de exacte wetenschapper kan bewijzen...dus al dat gezwam over geloven is flauwekul. Alleen de materie (cellen, atomen, moleculen...) zeggen ons wie de mens is en wat zijn plaats is in de kosmos.  Niemand heeft God gezien, dus Hij bestaat niet. En toch zijn er soms heel verstandige mensen die zeggen te geloven. Dan schudden de materialisten het hoofd en steken meewarig hun schouders op.
In de bloemlezing "Van God los" (Tielt, 2011) samengesteld door Koen Stassijns en Ivo Van Strijten, vinden we deze verwondering verwoord door de Zweedse dichter Pär Lagerkvist. Zijn eindvraag blijft de vraag van zowel gelovigen als ongelovigen als anti-gelovigen.

Als je in God gelooft en er bestaat geen God   
is je geloof een nog groter wonder.
Dan is het echt iets onbegrijpelijk groots.

Waarom ligt er een wezen in de duisternis te roepen
naar iets wat niet bestaat?
Waarom is dat zo?
Er bestaat niemand die hoort dat iemand in de duisternis roept.
Maar waarom bestaat de roep?
(uit: Van God los, blz. 103)

(Kris Martin:   For Whom   
in de tentoonstelling The Problem of God
Dusseldorf 2015
een kerkklok die luidt zonder klepel)
Deze vraagstelling vind ik terug in het boekje van de Frans-joodse filosoof Marc-Alain Ouaknin: "God en de kunst van het vissen"(Lannoo, 2016).
Op een bepaald moment citeert hij Edmond Jabès: "Als ik geloof dat God bestaat, dan bewijst dat niet Zijn bestaan. Niet in hem geloven, bewijst geenszins dat Hij niet bestaat. Als we God hebben kunnen bedenken, dan is het omdat we in staat zijn om Hem ons voor te stellen en ons te verliezen in onze uitvinding. God blijft aan de andere kant, versterkt in Zijn mysterie en beschermd door Zijn geheim."

Wie zonder mysterie wil leven, zal zich een ander leven moeten uitvinden, want elke mensenleven telt er meerdere.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten