In de bloemlezing "Van God los" (Tielt, 2011) samengesteld door Koen Stassijns en Ivo Van Strijten, vinden we deze verwondering verwoord door de Zweedse dichter Pär Lagerkvist. Zijn eindvraag blijft de vraag van zowel gelovigen als ongelovigen als anti-gelovigen.
Als je in God gelooft en er bestaat geen God
is je geloof een nog groter wonder.
Dan is het echt iets onbegrijpelijk groots.
Waarom ligt er een wezen in de duisternis te roepen
naar iets wat niet bestaat?
Waarom is dat zo?
Er bestaat niemand die hoort dat iemand in de duisternis roept.
Maar waarom bestaat de roep?
(uit: Van God los, blz. 103)
(Kris Martin: For Whom in de tentoonstelling The Problem of God Dusseldorf 2015 een kerkklok die luidt zonder klepel) |
Op een bepaald moment citeert hij Edmond Jabès: "Als ik geloof dat God bestaat, dan bewijst dat niet Zijn bestaan. Niet in hem geloven, bewijst geenszins dat Hij niet bestaat. Als we God hebben kunnen bedenken, dan is het omdat we in staat zijn om Hem ons voor te stellen en ons te verliezen in onze uitvinding. God blijft aan de andere kant, versterkt in Zijn mysterie en beschermd door Zijn geheim."
Wie zonder mysterie wil leven, zal zich een ander leven moeten uitvinden, want elke mensenleven telt er meerdere.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten