26 februari 2022

Voorbode voor Pasen

 
(eigen foto 20 februari 2022
paaslelies in de tuin)
Straks, op 2 maart, begint de kerkelijke voorbereidingstijd voor Pasen met de viering van Aswoensdag. Op 17 april dan vieren we het Paasfeest. In de volksmond worden narcissen ook vaak 'paaslelie' genoemd, maar dit jaar zijn de eerste narcissen eind februari al volop in bloei. Als het eenmaal Pasen wordt zullen ze al allemaal uitgebloeid zijn. De paaslelies zijn dit jaar veeleer een verre voorbode voor Pasen.


In de gedichtencyclus 'De Goede Week' (voor het eerst gepubliceerd in 1978 in de bundel "Dorp zonder ouders" ) van Anton Van Wilderode (1918-1998) lezen we hoe de mens zich voorbereidt op Pasen door ook zijn tuin 'op zijn paasbest' te zetten. 

4.
Het tuinpad opgeharkt, met koele handen
geniepig gras en onkruid uitgetrokken,
de laatste galm vernomen van de klokken
en uitgekeken over akkerlanden
vier zwaluwen gezien die nog niet zaten.
In graspollen en perken vurig open
paaslelies met haar kelken van geel koper.

De haard gedoofd, het water afgelaten,
reisvaardig in de deur van de verlosten,
het avondrood als pascha aan de posten.

(uit: Anton van Wilderode, Verzamelde gedichten, uitg. Lannoo, 1987, blz.259)
De laatste drie lijnen verwijzen naar het verhaal van Exodus wanneer de Joden definitief vertrekken uit Egypte, hun vuren doven en het bloed van het paaslam smeren aan de deurposten. (zie boek Exodus hoofdstuk 12).
Pasen is nog veraf, maar de paaslelies brengen dit gebeuren toch al dichterbij.

22 februari 2022

Raam met uitzicht - 5 -

 We zijn gekomen aan de laatste lijnen van het gedicht Perspectief van de Leuvense dichter Jos Stroobants uit zijn bloemlezing uit eigen werk : Tijd opent zich als nieuwe wijn (uitg. P, Leuven, 2021, blz.155).
Ik herneem nog even het gehele derde deel van het gedicht.
En als de tijd nu eens bewoonbaar was -
een mantel veiligheid, een open raam,
een oefenplaats voor telkens nieuwer tijd
in nieuwer mensen, en aan ons voorbij?

(We woonden vrijer dan, we spraken helder,
en we vloeiden in elkander over.)

De laatste regels lijken voorzichtige dromen, tussen haakjes, in voorwaardelijke wijs. Hoe zou de niewere mens er kunnen uitzien als hij erin slaagt een mantel veiligheid te zijn voor andere mensen en als hij kan kijken vanuit een altijd open raam en als hij in deze inspanningen blijft volharden? Er zou meer vrijheid zijn. We zouden klare taal spreken, zonder moeilijkdoenerij, zonder anderen te willen overdonderen door onze woorden, zonder dubbelzinnigheden. We zouden in elkander overvloeien : mijn ik zou open staan voor de andere en de andere toelaten zonder dat het een bedreiging moet zijn. Zo lees ik het.

(Toni Zenz :
Houd mij niet vast)

De utopia van More was het uitgangspunt van dit gedicht, maar de dichter gaat daaraan voorbij, zoals hijzelf aangeeft in de ondertitel. De dromen van een nieuwer tijd blijven utopie als ze alleen mensenwerk zijn. De ethicus Roger Burggraeve zegt iets wat hier nauw bij aansluit in zijn interviewboek  "Hoog tijd voor een andere God" (Davidsfonds, 2015). "Christenen belijden dat Jezus is opgestaan uit de dood. Verrijzenis is echter niet hetzelfde als onsterfelijkheid van de ziel of de geest. Het betekent wel dat niet de dood maar de liefde het laatste woord heeft.(...)Verrijzenis is niet alleen opstanding, maar ook opstandigheid, een protest tegen de vernietiging van de mens. (...) Daarom schiet voor christenen artikel 2 van de preambule van de Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) tekort :'...dat de komst van een wereld, waarin de mensen vrijheid van meningsuiting en geloof zullen genieten, en vrij zullen zijn van vrees en en gebrek, is verkondigd als het hoogste ideaal van iedere mens...' Dat 'het hoogste ideaal' zich binnen deze wereld situeert, is er te veel aan, zeker in het licht van het blijkbaar onuitroeibaar verlangen van mensen en gemeenschappen in alle tijden, culturen en religies naar iets wat dit leven overstijgt en een 'liefde sterker dan de dood'. " (ibidem, blz. 196-197). Dit boek is zeker aan te bevelen om onze gedachten over menszijn en God nieuwer te maken, te her-vormen om ons te oefenen voor nieuwer tijden. Zo kunnen we onszelf ontdekken bij ons verlangen naar bewoonbare tijden. En zo we kunnen God ontdekken als een mantel veiligheid, als een open raam of zoals de Nederlandse theoloog van het jaar, pater Thomas Quartier God probeert te omschrijven als het "Open einde van je verlangen" (cfr. zijn boekje met deze titel uitgegeven bij Adveniat in 2020).

Een aantal beelden en ideeën naar aanleiding van deze enkele lijnen vind ik ook verklankt en verwoord in een kerklied, waarmee ik deze kleine reeks wil afronden.



16 februari 2022

Raam met uitzicht - 4 -

 PERSPECTIEF
                    aan Utopia voorbij

En als de tijd nu eens bewoonbaar was -
een mantel veiligheid, een open raam,
een oefenplaats voor telkens nieuwer tijd
in nieuwer mensen, en aan ons voorbij?

In vorige berichten heb ik al deze verzen en het gehele gedicht van Jos Stroobants gekaderd en heb ik stilgestaan bij de associaties die het bij mij oproept aan beelden die ook in de Bijbel meespelen : de mantel en het open raam.
De twee volgende lijnen hebben het over oefenen en nieuwer worden. Oefenen houdt in dat je nog je bedoeling niet hebt gerealiseerd. De tijd ons gegeven is volgens de dichter pure oefentijd; ons 'doel' (wat dat ook moge zijn) bereiken we niet. De bewoonbare tijd is die 'aan ons voorbij'. Het oefenen is echter geen louter herhalen en instuderen van steeds hetzelfde. We oefenen 'voor telkens nieuwer tijd in nieuwer mensen'. 
 Van begin tot einde spreken de boeken van de Bijbelbibliotheek over het thema vernieuwing, schepping en herschepping. In het eerste boek Genesis wordt de mens gevraagd om al die nieuwe wezens, al de pas geschapen dieren een naam te geven (Gen. 2,20). Het nieuwe leven bestaat pas als we het benoemen en zo een plaats kunnen geven in ons leven en denken. En in het laatste boek van de Bijbel, het boek Openbaring (Apocalyps), het voorlaatste hoofdstuk, zegt "die op de troon zit : zie, ik maak alle dingen nieuw! En hij zegt :schrijf dat deze woorden betrouwbaar en waarachtig zijn!" (Apoc. 21,5). 
( profeet
Musée du cloître de N.D. en Vaux
Châlons sur Marne
eigen foto september 2019)
De christelijke kerken staan niet onmiddellijk bekend als vernieuwende instituten (ook als is de mediaberichtgeving daarin zeer eenzijdig) en zich altijd beroepen op die oude bijbelse boeken lijkt voor velen ook een stoffige bedoening. Die oude verhalen lijken zo irrelevant voor onze 21ste eeuw. Maar over het lezen van oude teksten zegt filosoof Allen Bloom : "Het argument of voorbeeld dat irrelevant lijkt, triviaal of oninteressant , is juist datgene dat waarschijnlijk een signaal is van wat buiten ons denkkader valt en daar vragen bij stelt. Men leest over zulke dingen heen, tenzij men potlood en papier neemt, omlijnt, telt, overal bij pauzeert en steeds bereid is tot verwondering." (geciteerd door Michael Casey in Benedictijns Tijdschrift jg. 82, nr.3, sept 2021, blz. 112). Het zopas geciteerde artikel van Casey heeft als titel : "Vernieuwing vanuit de bron". De verzen van Stroobants hebben het over een nooit eindigend proces van nieuwer worden. Casey formuleert het in zijn artikel als volgt: "Her-vorming is niets anders dan het opnieuw vormgeven van wat ontvangen is om het ook in nieuwe omstandigheden bruikbaar en effectief te houden." (ibidem, blz. 120)
De tijd bewoonbaar maken kunnen we als mens en als christen slechts door wat ons is overgeleverd aan kennis en wetenschap, aan geloof en verhalen steeds opnieuw vorm te geven en bruikbaar te maken in altijd nieuwe leefomstandigheden.
Of zoals de profeet Jesaja oproept : "Gedenkt niet wat eerder was, - tracht niet alles van vroeger te verstaan : zie, ik ga iets nieuws doen, het ontluikt nù, hebt ge het nog niet onderkend?" (Jes.  43, 18-19).
De tijd bewoonbaar maken is blijkbaar ingaan op een profetische uitnodiging die waait doorheen de gehele Bijbelbibliotheek. Het is in de woorden van de dichter oefenen voor een telkens nieuwer tijd in nieuwer mensen.
In een volgend bericht resten nog de twee laatste lijnen van het gedicht.

10 februari 2022

Raam met uitzicht - 3 -

 In de twee vorige berichten op deze blog verkende ik een vers van de dichter Jos Stroobants uit het gedicht Perspectief uit de bloemlezing "Tijd opent zich als nieuwe wijn" (uitgeverij P, Leuven, 2021, blz. 155). 
De beelden en het inzicht dat ik meen te ontdekken daarin maken bij mij verbanden wakker met bijbelse verhalen. En is de Bijbel niet  bij uitstek een boekenreeks die beelden aanreikt om de tijd telkens weer bewoonbaar te maken. Wetenschap biedt inzicht in onze wereld en onze levens, maar inzichten alleen maken onze tijd nog niet bewoonbaar. Verhalen reiken zuurstof aan, zeker de Bijbelse verhalen via de rijke variatie aan beelden.  Openheid versus geslotenheid, bescherming versus onbeschermd leven en altijd weer vernieuwen...
Het eerste beeld dat de dichter ons aanreikt als poging om de tijd bewoonbaar te maken is dat van een mantel.
In de Bijbel zien we twee verschillende manieren waarop een mantel ter sprake wordt gebracht. De mantel als elementaire bescherming van  onze naaktheid en de mantel als sociaal symbool en teken. Ik neem hier telkens de vertaling van de Naardense Bijbel.
De mantel staat voor de kleding van de mens die zich zo probeert te beschermen tegen de natuurelementen. Volgens Genesis 3,21 maakt God zelf voor de eerste mensen "mantels van huid en kleedt hen aan" net voor hij hen verdrijft uit de hof van Eden.
(De dronkenschap van Noach
Bernardino Luini ca. 1510-151
Brera collectie Milaan)

 In Genesis 9 wordt verteld over de zondvloed en hoe daarna Noach een wijngaard aanplant, zich dronken drinkt en naakt in zijn tent zijn roes uitslaapt. Zijn zonen Sem en Jafet dekken hun vaders naaktheid toe met een mantel, terwijl hun broer Chaam alleen maar vaststelt en niets doet om zijn vaders naaktheid te bedekken. In het boek Exodus worden tijdens de woestijntocht regels opgemaakt voor het sociale leven van het Joodse volk.  Bij het lenen van zilvergeld aan een arme lezen we dan : "Als je als pand de mantel van je naaste te pand neemt : voor de thuiskomst van de zon zul je die naar hem laten terugkeren; want dàt is zijn bedekking, dàt alleen; dàt is zijn mantel voor zijn huid; waarin zal hij anders slapen? " (Ex. 22,25-26; zie ook Dt. 24,12-13). Later in de teksten van Deuteronomium komt een oproep om zich te bekeren tot een godwelgevallig leven. Volg Gods voorbeeld, zegt de schrijver : Hij is "een dader van recht aan wees en weduwe; een die een zwerver-te-gast liefheeft en hem brood en een mantel geeft" (Dt. 10,18). 
Maar in verschillende Bijbelse verhalen wordt de mantel ook tot een teken en symbool waarmee de drager zich onderscheidt van anderen.  Meestal is de mantel een teken van uitverkiezing voor een taak. Aartsvader Jacob/Israël verwekte bij meerdere vrouwen in het totaal 12 zonen maar hij "heeft Jozef liefgehad boven al zijn zonen, omdat hij de zoon van zijn grijsheid is; hij heeft voor hem gemaakt een veelkleurige mantel." (Genesis 37,3). Jacob wist het niet, maar zijn lievelingszoon zal inderdaad blijken verkoren te zijn voor de redding van zijn familie. In de organisatie van het Joodse leven zal een speciale mantel het zichtbare teken zijn van de bijzondere uitverkiezing van de hogepriesters bij de eredienst : in Exodus 28 worden de gewaden van de hogepriester beschreven met o.a. een versierde mantel.
(icoon : hemelvaart van Elia en
Elisa ontvangt profetenmantel
©Art Eindhoven)


Maar ook de profeten onderscheiden zich soms met een mantel. Elia bedekte zich met zijn mantel tijdens de Godsopenbaring voor een grot in de woestijn. "Na de aardbeving een vuur maar niet in het vuur is de Ene; na het vuur de stem van een zachte stilte. Het geschiedt als Elia dat hoort dat hij zijn aanschijn omhult met zijn luisterrijke mantel." ( 1 Koningen 19,12-13).  Na die ontmoeting gaat Elia terug naar de bewoonde wereld en hij zoekt Elisja, de zoon van Sjafat, die uitverkoren wordt tot opvolger van Elia. "Elia steekt naar hem over en werpt zijn luisterrijke mantel over hem heen". (1 Kon. 19,19). Wanneer Elia later op spectaculaire wijze naar de hemel gevoerd wordt, neemt Elisa als leerling de mantel over van Elia. Zo wordt hij de nieuwe profeet voor het volk. "En het geschiedt: terwijl zij voortgaan, gaande en sprekend, ziedaar een wagen van vuur en die maken scheiding tussen hen tweeën ; in de storm klimt Elia op ten hemel. (...) Hij heft de mantel van Elia op die van hem afgevallen is. " (2 Koningen 2,11 en 13).Ook bij latere profeten krijgt een mantel een eigen rol, meestal een mantel gemaakt uit dierenhuiden. Zo wil de profeet een teken zijn waarmee hij de onrechtmatig verkregen rijkdom aanklaagt. Dat blijkt uit een toespraak van de profeet Zacharia waarin hij een beeld oproept dat de gezondene van God zal opkomen voor ware gerechtigheid en tegen valse profeten : "Geschieden zal het te dien dage: ze zullen zich schamen, die profeten, ieder voor zijn visioen, om dat profeteren van hem; en nooit meer zullen ze voor hun huichelarij zich kleden in een harige mantel!"(Zacharia 13,4) 
Als Johannes de Doper dan optreedt, kleedt hij zich als een profeet : "Hij, Johannes, heeft zijn kleed gehad uit kameelharen, met een gordel van huid om zijn lende." (Matteüs 3, 4)
De mantel als bescherming, als veiligheid maar ook de mantel als teken van de profeet die waarschuwt tegen valse veiligheid. 
En als de tijd nu eens bewoonbaar was -
een mantel veiligheid, een open raam,
(Jos Stroobants, Tijd opent zich als nieuwe wijn, blz. 155)
Over het tweede element waarmee de tijd bewoonbaar kan worden gemaakt, een open raam, zal ik hier niet uitbreiden. Ik verwijs naar andere berichten op deze blog onder het label 'open raam'.
In een volgende bericht ga ik verder met de volgende lijnen van het gedicht van Stroobants.

4 februari 2022

Raam met uitzicht - 2 -

Zoals in het vorige bericht op deze blog aangegeven ga ik nog even dieper in op het derde deel van het gedicht "Perspectief" van de Leuvense dichter Jos Stroobants, dat ik onlangs mocht ontdekken in de bloemlezing "Tijd opent zich als nieuwe wijn" (uitg. P, 2021, blz. 155).
Dat derde deel begint met een verzuchting, een verlangen.
En als de tijd nu eens bewoonbaar was -
Voor de dichter is de tijd blijkbaar niet bewoonbaar. Het leven in de tijd is niet zo gemakkelijk, de eindigheid, het aflopende leven, de beperkingen van het mens zijn wekken een unheimlich gevoel, een ervaring van niet echt op zijn plek zijn, van niet thuis kunnen komen. Maar hij verzucht: als de tijd nu eens bewoonbaar was... een gedachtenstreep geeft even adem en dan denkt de dichter in beelden verder over wat bewoonbaarheid inhoudt, wat thuiskomen kan betekenen.
een mantel veiligheid, een open raam,
Veiligheid blijkt het eerste waar de dichter aan denkt bij 'bewoonbaar' zijn en die veiligheid wordt voor hem verbeeld in een mantel. Deze veiligheid via een mantel is geen indrukwekkende zaak want een mantel houdt even koude en regen tegen, maar houdt geen messteek of kogel tegen. Maar toch, een mantel bedekt onze naaktheid en schamelheid, kan ons helemaal omvatten zoals mantelzorgers proberen hun zieke of oude familielid of vriend beschutting en veiligheid te bieden. Een mantel veiligheid : een broze beschutting om de tijd die ons gegeven is bewoonbaar te maken.
Naast veiligheid heeft de dichter ook nood aan uitzicht: een open raam. Het huis van ons leven wordt pas bewoonbaar als er ramen zijn die openheid bieden. Er is méér dan mijn eigen leventje. Ik heb andere mensen nodig, ik heb een uitzicht nodig op méér dan mijn besognes. De mantel en het raam geven ook aan dat we aan onszelf niet genoeg hebben : de anderen en het andere zijn tegelijk een gevaar waartegen we ons willen beschermen en een perspectief op meer leven. Dat brengt de dichter tot een algemenere beschouwing.
een oefenplaats voor telkens nieuwer tijd
in nieuwer mensen, en aan ons voorbij?
Die broze mantel die veiligheid biedt en dat open raam dat licht binnenlaat en uitzicht biedt is volgens de dichter slechts een oefenplaats om onszelf als mens telkens weer te vernieuwen, om onszelf te overstijgen, aan onszelf voorbij... De tijd ons gegeven tot een bewoonbare ruimte maken is altijd maar tijdelijk, altijd maar proberen, altijd maar zoeken naar nieuw uitzicht. Dat denkt de dichter maar helemaal zeker lijkt hij niet. Dit kwatrijn eindigt dan ook met een vraagteken.
En als het lukt om tijd bewoonbaar te maken, dus om onze wereld meer leefbaar te maken, wat levert dat dan op? Zeker is de dichter niet, maar tussen haakjes geeft hij wel perspectief. De stelligheid van de titel van het gedicht krijgt in de laatste regels van elk deel een voorlopig antwoord, een antwoord tussen haakjes. En bij dit derde deel van het gedicht klinkt het voorlopige antwoord als volgt :
(We woonden vrijer dan, we spraken helder,
en we vloeiden in elkander over.)
Als we er zouden in slagen om veiligheid te creëren voor onszelf en voor anderen en om in openheid te leven naar anderen/de Andere dan zou er vrijheid zijn, helderheid en verbondenheid. Dan zouden we leven aan de Utopia voorbij, zoals de dichter meegaf naast de titel van dit vers.
De beelden in deze enkele lijnen roepen bij mij een en ander wakker, maar daarover meer in een volgende blogpost.