27 april 2019

Pasen met een donker randje

Pasen 2019 is niet enkel een feest van Opstanding geworden, maar ook een moment om stil te staan en te beseffen hoe op vele plaatsen in de wereld christenen het veel moeilijker hebben dan wij om hun geloof te beleven.
Sri Lanka eiste de volle aandacht, maar ondertussen wordt de christengemeenschap in China ook heviger dan voorheen geviseerd, blijven er priesters gemarteld worden in Mexico (en 26 zijn door geweld omgekomen in de periode 2012-2018), zijn er in Canada dit voorjaar alleen al twee priesters aangevallen geweest bij hun kerk... Een kleine greep uit het nieuws dat je kan vinden op de website van Kerk in Nood Nederland. Hier de link: https://kerkinnood.nl/


(Alexej von Jawlensky: Meditatie Mijn geest zal verder leven)


Met woorden van Huub Oosterhuis kunnen we bidden
en biddend gedenken al de slachtoffers van onverdraagzaam geweld
(uit: Aandachtig liedboek, blz. 146-147):

Alle denkbare en ondenkbare levende zielen
bevelen wij U aan.
Gij hebt U toch beschikbaar gesteld,
wij mochten U roepen, hebt Gij gezegd,
'Ik zal er zijn' was Uw Naam.
(...)
Hoor allen die om vrede roepen
als om een onbestaanbaar geluk.
Hoor het bloed dat roept uit de aarde
dat het vergeefs is vergoten.
Hoor hen die sprakeloos zijn,
monddood, gemarteld, waar ter wereld niet.
(...)
Gij die zin gegeven hebt aan ons bestaan,
Gij die ons hart verwarmd hebt:
grondvest opnieuw dit huis vol mensen,
deze aarde.
Tot vrede strekke ons Uw naam:
Ik zal er zijn.

21 april 2019

Pasen : vrouwen als eerste getuigen

In de verschillende evangeliën zien we telkens dat vrouwen eerst getuige zijn van de Verrezen Christus. Een van de mooiste verhalen is die van de ontmoeting van de Opgestane en Maria Magdalena. Je kan het lezen bij Johannes, hoofdstuk 20, 1 tot 18.
Maria zoekt haar beminde Rabbi en gaat daarbij uit van haar herinneringen. Maar na zijn dood is Jezus blijkbaar de Andere geworden, niet vast te houden in één beeld of idee. Dat moeten de leerlingen (m/v) nog leren. Moeten wij dat niet telkens opnieuw ook leren?

Dit verhaal kreeg vele uitbeeldingen en voor de Nederlandse dichter Ida Gerhardt was een van de bekendste afbeeldingen die van een schilderij van Rembrandt (1638 nu in de collectie van Buckingham Palace, Londen).



CHRISTUS ALS HOVENIER

Eén Rembrandt kende als kind ik goed :
de Christus met de grote hoed
wandelend in de ochtendstond.
En, naar erbij geschreven stond:
Hij was een hovenier.

En nog laat ik mijn tranen gaan
als in de gaarde ik Hem zie staan,
en - wat terzijde - in stille schrik
die éne, zij die dacht als ik :
Het was de hovenier.

O kinderdroom van groen en goud -
géén die ontnam wat ik behoud.
De laatste hoven naderen schier
en ijler wordt de ochtend hier.

Hij is de hovenier.

(uit: Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten. Uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1985, blz. 363)

18 april 2019

De tuin binnentreden

Kunstenaars in woord en beeld hebben vanuit hun eigen talent telkens opnieuw geprobeerd (deelverhalen van) het Christus-gebeuren tussen Witte Donderdag en de eerste Paasavond uit te drukken en te verbeelden.
Bij het begin van het zogenaamde Paastriduum - de drie dagen van herdenking van Jezus' doorgang van lijden over de dood naar de verrijzenis - licht ik één scène uit, nl. het moment van gebed van Jezus nà het Laatste Avondmaal. De evangelisten situeren dit moment in een hof in het Kidrondal, ten oosten van Jeruzalem, tussen de stad en de Olijfberg. Die plek noemt Getsemane.  Daar trok Jezus zich blijkbaar graag terug om te bidden, na te denken en rust te scheppen in zijn hart.
Een tuin doet in de bijbel terugdenken aan die eerste tuin, Eden, door God ontworpen als woonplaats voor zijn mensen. Een tuin doet ons in ons verstedelijkte West-Europa denken aan een plek van groen en rust.  Die hof van olijven ligt ten oosten van Jeruzalem.  Kaïn vluchtte weg nadat hij zijn broer Abel had vermoord naar een plek ten oosten van Eden(Genesis 4,16).
 Proberen we deze referenties te laten meeklinken in wat we zien en horen...

Jezus gaat dus naar een tuin ten oosten van de Stad. Het is geen tuin van Eden. Hij wordt er geconfronteerd met de zwakheid van zijn leerlingen en zijn eigen angsten. Zijn meest nabije leerlingen slapen ondanks Jezus' vraag om met hem te waken en een andere leerling, Judas, nadert met een groepje soldaten om hem te verraden. Zie hier een mens.

Paul Gauguin heeft dit verhaal geschilderd in 1898 en gaf de Christus zijn eigen trekken. Gauguin identificeerde zich blijkbaar met de eenzame figuur van Jezus, verlaten van al wie hem lief zijn. Het is juist het mooie aan de Bijbelse verhalen dat wij als mens van welke tijd dan ook ons mogen invoegen in die verhalen.



Een vers van de Nederlandse dichter Gabriël Smit roept de plaats van het gebeuren op voor ons geestesoog als een pastorale plek waar iedereen zich thuis kan voelen, of toch bijna iedereen.

GETSEMANE

Een boomgaard, even buiten de stad,
vriendelijk, bijna een klein park.
Kinderen komen er graag, het is
innemend van schaduw, de wind
fluistert met zilvergroen, onbezorgd
het voorjaar, een kleine oude vrouw
proeft glimlachend wat nog leven is,
een parmantige hond ziet een wit
steentje en snuffelt, tegen een rest
mossige muur ritselt een krant,
ook papier is thuis. Alleen straks,
over een paar uur, bijna nacht,
komt een jonge man, staat, ziet,
zegt schepping, omhelzing, maar is
de enige die hier niet wonen mag,
die als een worm wordt doodgetrapt.

(uit: Anton van Wilderode, En het Woord was bij God. Vijfhonderd religieuze gedichten uit de Nederlandse letterkunde. Uitg. Lannoo, 1981, blz. 235

13 april 2019

Veertig dagen in de woestijn -2-

Zoals al gezegd in vorige blogpost beleven wij als mens soms ongewild en ongeweten een woestijnervaring waarbij we ons mogen spiegelen aan de woestijnervaring van Jezus: een ervaring van verlatenheid, verlorenheid, onzekerheid, moedeloosheid...
Priester-beeldhouwer Omer Gielliet (1925-2017) leefde dicht bij zijn hart en daardoor dicht bij het hart van de mensen die zijn levensweg kruisten. Hij kon in woord en in beeld deze woestijnervaringen uitzeggen en uitbeelden.
In een huldeboek, samengesteld door Ton Bakker in de lente 2017, korte tijd voor de dood van Omer Gielliet, las ik een korte tekst, zo passend in deze veertigdagentijd.

HAND GODS
                                                                                         
(foto gevonden op het net)

En ik zat diep in de put
voelde me gevangen,
ziek en verlaten,
klein en niets als niets,
als achter tralies.
Tot er licht viel
en ik zag
dat de put - de hand was van God!

(uit: Waterdrager. Teksten: Omer Gielliet. Foto's en samenstelling: Ton Bakker.,2017, blz.49)

Dit is wat geloof wil doen: dat wij in elke levenssituatie wegkijken van onszelf en vroeg of laat mogen ontdekken dat we mogen ademen en leven vanuit Iemand groter dan wijzelf, en daarom met vertrouwen en geloof.

Bij het lezen komt de associatie op aan de gekende passage uit de profeet Jesaja (49,16) waar een Godswoord wordt gesproken tot het vertwijfelde volk van Israël, hier in de versie van de Naardense bijbelvertaling: "Kan een vrouw haar zuigeling vergeten, zich niet ontfermen over het kind van haar schoot? - al zou zij die vergeten, ik vergeet jou niet! Zie, in mijn handpalmen heb ik je gegrift."
En een andere associatie, nu aan psalm 88, vers 7 : "Gij hebt mij gezet in de onderste put, in donkerheden, in kolken."




7 april 2019

Veertig dagen in de woestijn...-1-

De woestijnervaring van Jezus, zoals die is beschreven in de synoptische evangelies, heeft de vroege kerk geïnspireerd tot het instellen van een veertigdaagse vasten als voorbereiding op het Paasfeest.
Anno 2019 is de woestijn ervaren voor de rijke Westerse mens een toeristische trip geworden.
Maar wie probeert te leven dicht bij zichzelf en dicht bij de mensen rondom hem/haar, die kent een andere soort woestijn. Het leven blijkt niet zo vanzelfsprekend succesvol als eerst gedacht. Andere mensen én ikzelf blijken niet zo betrouwbaar goed als eerst gedacht. (Zelf)vertrouwen wordt beproefd, hoop wordt in vraag gesteld, je eigen lichaam blijkt van bondgenoot veranderd te zijn tot vijand. Je voelt jezelf als een uitgedroogd stuk aarde, snakkend naar het water van de bevestiging en erkenning, van gezondheid en succes. Je staat ongeweten en ongewild mét Jezus in de woestijn.

Zo verwoordde de priester-dichter José De Poortere (°1935) het in volgende verzen, waarbij ik ook terugdacht aan de grote droogte van de zomer 2018:

III  VIA DOLOROSA

9                                                                                             


In de droogte dringen
sterk onkruid en distel
zich op in het gras,
zwarte merels wijken niet
ze dromen van wormen.
In de ring van de vijver
hapt de goudvis, bijt de reiger
in de kieuwen van de ander.
Rozen laten zijden ondergoed vallen.

Mijn verdroogde mond spreekt niet
uit mijn keel komt geen geluid,
mijn verdroogde ogen zien niet,
mijn oren horen niet,
mijn verstopte neus ruikt niet.
God ik droog uit van de twijfel,
mijn vet verteert door de angst,
laat me wandelen met u
in de koelte van lanen,
de lijster horen op het dak.

(uit: José De Poortere, Van een man zonder helm. Gedichten 1997. Uitg. Zuid & Noord, blz.29) 

Met deze ervaringen van 'uitgedroogd' leven sluit de dichter aan bij meerdere bijbelse verhalen en passages. Hier denk ik aan bvb. enkele psalmverzen (allen genomen uit de Naardense bijbelvertaling):
"Als een potscherf is verdroogd mijn kracht,
mijn tong aan mijn gehemelte gekleefd,
in het stof des doods legt gij mij neer!"
(psalm 22, 16)
"God, mijn God zijt gij,
u blijf ik zoeken, mijn ziel is dorstig naar u;
naar u smacht mijn vlees,
in een land: uitgedroogd,
uitgeput-zonder water."
(psalm 63,2)
"Geslagen als het gras en droog is mijn hart,
ja, mijn brood vergat ik te eten."
(psalm 102,5)
De Bijbelse dichter en de Vlaamse dichter beleven hun dorre levenservaringen toch in verbondenheid met het geloof in een God die nabij is ondanks alle ellende. Er is twijfel, maar die twijfel is een gelovige twijfel.
Hier denk ik aan de confrontatie van Jezus met een 'bezeten' jongeman beschreven in het Marcus-evangelie (hoofdstuk 9). Als Jezus zegt tot de vader van de jongen dat alles mogelijk is voor wie gelooft, reageert deze met een schreeuw om hulp: "Ik geloof! - help mij in mijn ongeloof!" (vers 24)

1 april 2019

Gedenk o mens...

De christelijke veertigdagentijd doet ons bewust stil staan bij een spanningsveld in elk mensenleven.
Er is onze droom en drang naar zelfstandig leven, onszelf ontplooiend en de veertigdagentijd is altijd lente-tijd. Dit seizoen versterkt onze levensdrang.
Er is echter ook het besef van onze gebrokenheid, onze sterfelijkheid, onze afhankelijkheid.
De dichter Hubert van Herreweghen verwoordt het prangend in onderstaand gedicht.
Het natuurbeeld van het sneeuwklokje is dit jaar misschien iets minder  aansluitend omdat Pasen én dus ook Aswoensdag zo heel laat in het voorjaar vallen.

SNEEUWKLOK DIE DE LENTE LUIDT . . .
                                                                                      

Sneeuwklok die de lente luidt,
bel het aan de graskant uit;
ik moet om het askruis gaan,

op mijn voorhoofd laten schrijven
dat ik hier niet lang mag blijven,
dat ik moet tot mest vergaan,

dat de goedgespannen huid
openspringt onder het kruid,
dat dit schoon lijf binnenkort

rot, beschimmelt en verdort,
dat ik moet om 't askruis gaan
bij de zwarte kapelaan.

(Hubert van Herreweghen, Verzamelde Gedichten, Lannoo, Tielt, 1986, blz. 161)