28 juni 2017

Kairos: de goede tijd

In het voorbije Pinksterweekend was ik in Rotterdam. Deze stad is een speeltuin voor hedendaagse architectuur, met sedert enkele jaren een groots complex van Rem Koolhaas, "De Rotterdam". In dat complex is er o.a. ook een hotel en bijhorende bar. Die bar met terras, op de zevende verdieping, biedt een mooi uitzicht op de stad. Als je naar het toilet moet biedt de gang geen uitzichten, maar vele inzichten via op de muur aangebrachte citaten.
Zie maar, ook daar gaat het over kairos, over het goede moment...




20 juni 2017

God dichten tot Hij openbreekt -2-

(Chartreuse van Villeneuve-lès-Avignon,
foto genomen op 13 maart 2013,
de dag van de pauskeuze van paus Franciscus)
De bloemlezing "Van God los" bevat een ruim 170 gedichten die heel verschillend zijn van inhoud, strekking, vorm en zegging.

Met vele gedichten heb ik weinig of geen voeling, met andere daarentegen wel. Het gedicht hieronder is van Herman Hesse en roept bij mij vele Bijbelse associaties op.

Naar vorm heeft het iets bezwerend door de vele herhalingen: steeds weer...steeds weer... en het rijm dwingt ook. Als je het gedicht een of twee keer na elkaar halfluid voor je uitspreekt voel je een stuwing alsof je de deur probeert dicht te houden terwijl iemand van buiten af alsmaar ertegen aan duwt om binnen te geraken.

Van de Duitse dichter Herman Hesse is bij ons vooral bekend het verhaal "Shiddarta", maar hier volgt een gedicht met de veelzeggende titel:


DE HEILAND.

Steeds weer wordt hij als een mens geboren,
spreekt tot vrome, spreekt tot dove oren,
nadert ons en raakt opnieuw verloren.

Steeds weer rijst hij eenzaam op, moet vragen
en verlangens van ons dragen,
steeds weer wordt hij aan het kruis geslagen.

Steeds weer wil God zich aan ons verkonden,
wil de hemel in het dal der zonden,
wil in 't vlees der Geest, de eeuwige, monden.

Steeds weer, eveneens in deze dagen,
is de Heiland onderweg, om te zegenen,
onze angsten, tranen, klachten, vragen
met een stille oogwenk te bejegenen,
waarop wij geen blik ten antwoord wagen
daar slechts kinderogen hem verdragen.

Dit gedicht roept bij mij verschillende Bijbelverzen op. Ik wil me hier beperken tot een vers dat aansluit bij het laatste vers van het gedicht. "Belet de kinderen niet bij mij te komen, want het koninkrijk van de hemel behoort toe aan wie is zoals zij." (nieuwe bijbelvertaling, Mattëus 19,14; en de parallelle verzen bij Marcus -10,14- en bij Lucas -18,16).
De gehele teneur van het gedicht is als het ware een parafrase op een vers uit het boek Openbaring, hoofdstuk 3, vers 20 : "Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik binnenkomen, en wij zullen samen eten, Ik met hem en hij met Mij."
En kardinaal Jose Bergoglio vertrok vanuit dit vers om zijn verwachtingen over de toekomstige paus te verwoorden naar zijn collega's kardinalen in de dagen voor het conclaaf. Enkele dagen later werd hij verkozen en nam de pausnaam Franciscus aan.

Veel stof tot denken, mediteren, bidden, bezinnen...


15 juni 2017

God dichten tot Hij openbreekt

Ik ben bezig te genieten van een bijzondere poëziebloemlezing, nl. "Van God los. Gedichten over geloof en ongeloof'. Ik schrijf heel bewust dat ik geniet van deze bundel die mij al enkele weken gezelschap houdt en waar ik traag in verder lees.
Wanneer ik in de voorbije veertigdagentijd een priester tijdens een preek met minachting deze bundel ter sprake hoorde brengen, was ik nieuwsgierig omdat dat boek al enkele maanden te wachten lag tussen een stapel andere nog te lezen boeken. Ik begreep uit die korte toespeling op deze bloemlezing vooral dat het 'ongelovige' karakter van vele gedichten hem tegen de borst stootte.
Maar mijn vraag is dan altijd: waarover struikelt die 'ongelovige'? Dat te ontdekken kan mij als christen veel leren. Misschien zijn er rituelen of woorden of andere ervaringen die inderdaad wegleiden van God. Misschien wordt op een enge eenzijdige manier gekeken naar geloofsverhalen. Misschien... En dan denk ik: hoe kan als gelovige leven en spreken zodat God niet nog meer verduisterd wordt.
Na die vastenpreek ben ik dus nieuwsgierig beginnen lezen. Ik ontdekte meerdere gedichten die voor mij een soort 'illustratie' of 'herlezing' van bepaalde Bijbelse teksten zijn.

(Dozinghem Military Cemetery)
Vandaag lees ik een gedicht van  de Hongaarse Zsofia Balla naast meerdere evangelieteksten, o.a. Mattheus 25, vers 40 waar Jezus over het laatste oordeel spreekt: "Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan".

DE AANBIDDING VAN HET BEELDSCHERM

Daar, in die oorlog
werden er-
tweehonderd vierenzeventigduizend vijfhonderd achtenzestig
christussen gedood.
Men trekke hiervan
dertigduizend zeshonderd eenennegentig af -
degenen, die zelf ook gedood hebben.
Er blijven nog
tweehonderd drieënveertigduizend achthonderd zevenenzeventig,
dus 248.877.

Kijk het na.
Kom er achter wanneer zij geboren werden.
Op al die dagen is het Kerst.

De Heer
heeft zijn veelgeboren zoon - 
godvergeten veel van zijn zonen
aan ons geschonken.
(uit: Van God los, blz. 29, uitgeverij Lannoo, 2011)

Zo'n gedicht biedt stof tot nadenken en bidden, tot bezinnen.





8 juni 2017

Een leegte om te vullen

Enige maanden geleden ontdekte ik de Libanese dichteres Andrée Chedid (1920-2011) dank zij een bloemlezing met vertaling verschenen bij uitgeverij P (Leuven). De bundel kreeg als titel mee "Bestaan is een zegen voor mij". Lucienne Stassaert zorgde voor de vertaling en een nawoord.

Daar las ik onder andere het onderstaande gedicht Lof van de leegte, en ik las het als een uitnodiging...

Lof van de leegte                                                         Eloge du vide

Leegte                                                                           Il faut
Is nodig                                                                        Du vide
Om volheid                                                                   Pour attirer
Te lokken                                                                      Le plein

Opdat de droom                                                           Pour que s'explore
Zich zou laten verkennen                                             Le songe
Opdat de adem                                                             Pour que s'infiltre
Binnen zou dringen                                                      Le souffle
Opdat de vrucht                                                           Pour que germe
Zou ontkiemen                                                             Le fruit
We hebben                                                                    Il nous faut
Al die holtes nodig                                                       Tous ces creux

En daarbij wat onverzadigd is.                                   Et de l'inassouvi.


God kan ons leven pas binnenkomen als we Hem ruimte geven, als we een verlangen koesteren. Zijn droom over ons leven laat zich pas verkennen in een hart dat leeg is. Zijn adem en Geest kan pas binnendringen bij ons als we er plaats voor maken. Zijn vrucht kan pas ontkiemen als we niet vol zijn van onszelf.



Dit gedicht toont mij een levenshouding van ontvankelijkheid om zo kansen te geven aan die Andere die wil deelnemen aan mijn bestaan. Het toont tegelijk een opdracht, een uitnodiging om elke dag weer leegte, ruimte, stilte, openheid te bevechten op de dagelijkse sleur en zorgen. In deze leegte kan die Andere zich tonen.
Deze verzen vragen mij om uit het raam van mijn kleine ik weg te kijken naar waar het licht schijnt.



En net nu ik deze tekst aan het klaarmaken ben voor op deze blog lees ik bij Bénédicte Lemmelijn ongeveer hetzelfde. Ik citeer uit haar boek "Mijn geloof als bijbelwetenschapper? Een broos en eerlijk antwoord" (uitgeverij Halewijn 2016):

"Als traditioneel over Godsontmoeting geschreven of gedacht wordt, dan ontmoet je in de mystiek vaak de idee van 'leegte'. De mens zou zichzelf eerst 'leeg' moeten maken om God te kunnen 'binnenlaten', om ruimte te creëren, om God te ontmoeten en Hem 'die leegte te laten vullen'. Het is natuurlijk waar dat je, als je helemaal opgaat in allerhande dagelijkse bezigheden en deze nauwelijks of nooit in een perspectief van zingeving plaatst, je niet aan God zal denken en hem al zeker niet zal ervaren. (...) Lange tijd begreep ik eigenlijk niet wat men met die 'leegte' bedoelde. Ik vond het maar makkelijke praat. Ik was veeleer de mening toegedaan dat men God ontmoet in mensen en God als het ware ook waarmaakt in inzet naar andere mensen toe. Die mening deel ik nog steeds. Niettemin leerde ik, met vallen en opstaan in ervaringen van broosheid en kwetsbaarheid in mijn eigen leven, toch een klein beetje meer waar die idee van 'leegte' voor staat. En ik leerde ze ook appreciëren." (blz. 51)

Hoe dichteres en bijbelwetenschapper elkaar ontmoeten. Met dank aan deze beide dames.

2 juni 2017

Wachten op Godot

De Ierse schrijver Samuel Becket heeft in 1953 een van de belangrijkste toneelteksten geschreven van de 20ste eeuw, Wachten op Godot.
Naast de tekst gaf hij ook heel strikte spel- en opvoeringsrichtlijnen. Mede daarom wordt dit werk maar weinig opgevoerd. Ik was dan ook blij dat ik Godot kon zien in de recente productie van het theatergezelschap Leporello. Rond 1983 had ik al eens een opvoering gezien in Arca te Gent met Julien Schoenaerts en Jo De Meyere. Zoals toen, was ook deze voorstelling een grote ervaring.

(foto van theatergroep Leporello)
Eerst kort het verhaal. Twee zwervers, Vladimir en Estragon, wachten samen op Godot, een mysterieuze 'vriend', in een onherbergzaam landschap met een dorre boom. Terwijl ze wachten komt Pozzo voorbij met zijn lijfeigene Lucky, die door zijn baas vernederd wordt en op het eind komt een jongetje met een boodschap van Godot dat hij vandaag niet kan komen. Op het einde van het eerste bedrijf is het nacht en de zwervers gaan slapen. Het tweede bedrijf is de volgende dag, maar of dit zo is blijft onduidelijk, het zou ook dagen of jaren later kunnen zijn. Die 'volgende dag' verloopt net als de vorige. Alleen is het zo dat na de pauze Pozzo  blind is, maar nog altijd even despotisch in de omgang met zijn slaaf, en na de pauze heeft de boom op het speelvlak ook een blad.

Beckett heeft zich nooit uitgesproken over de figuur van Godot en over de betekenis van zijn werk. Dus alle interpretaties zijn mogelijk. En voor mij mag Godot gerust staan voor God. Voor vele kijkers is die God dan een verhaaltje dat het wachten en zo het leven zin moet geven. Elke dag stuurt God dan een jongetje dat telkens weer zegt dat Godot niet zal komen vandaag, maar zeker morgen. En zo blijven we bezig.

Na de voorstelling zaten we met enkelen nog na te praten en iemand verwoordde perfect hoe ikzelf het stuk heb ervaren. Voor hem en ook voor mij wachten de zwervers op Godot maar zien niet dat hij vijf keer langsgekomen is, nl. in de vijf personages van dit stuk. Elk personage kan zin brengen, kan God(ot) zijn. Als we wachten op God- en voor gelovigen wordt het leven soms beleefd als een levenslange adventsperiode -hebben we vaak een welbepaald beeld van God. Dat beeld van God zegt natuurlijk meer over ons dan over God en maakt Hem ongevaarlijk en voorspelbaar. Maar daardoor missen we Hem en zo zien we Hem niet voorbijkomen als de Andere die ons uitdaagt tot inzet en verandering van leven (wat onder het belegen woord 'bekering' schuilgaat).

Meer dan twee uur lang wachten, dat is eigenlijk het hele toneelstuk, dat is eigenlijk het hele leven. Zo lijkt Beckett het ons te tonen. Maar deze toneelervaring van wachten is hier meer dan de tijd doden. Het is kijken en luisteren naar een moderne parabel. Zeer de moeite waard. Geen verloren tijd. En als ik de kans krijg om dit toneelstuk nog eens te zien, dan laat ik die kans niet voorbijgaan.

Voor wie wil zijn er op You Tube een aantal filmpjes met fragmenten van dit toneelwerk. Hierbij een link naar een fragment uit het tweede bedrijf (met een blinde Pozzo).

https://www.youtube.com/watch?v=NGYyaJmZDgM