De vier seizoenen zijn in de kunst een steeds terugkomende item.
Een beeldspraak voor het verloop van het mensenleven.
Een spiegel voor de mens en zijn drang om een verhaal te maken
van het grillige verloop van het menselijke bestaan.
In de muziek kennen we Vivaldi en zijn vier jaargetijden.
In de schilderkunst zijn er veel werken rond dit thema.
In de poëzie lezen we hier een vers van Aart van der Leeuw (1876-1931), een rondedans waarbij de dichter uitkomt bij de vier seizoenen die een duurzaamheid vertonen als 'bewegend maar zekere decor' van ons voorbijgaande leven. Een uitnodiging om ons bestaan te plaatsen in een ons overstijgende samenhang.
DE JAARGETIJDEN
Lente, de blonde.
Winter en zomer.
Innig verbonden
Dansen hun ronde.
Al de bezonde,
Zwellende kelken,
't Rijpen, verwelken,
Elk heeft zijn stonde
In deze ronde.
Wanneer de monden
Van deze teersten
Lachten zij 't eerste?
Wanneer begon de
Dans in het ronde?
Aan welke wonde
Zullen zij sterven,
Dorren, verderven?
Wie zal verkonden
't Einde der ronde?
Ik zal verzwonden
Zijn en verloren,
Wordt van mijn sporen
Geen meer gevonden,
Danst nog hun ronde.
(uit : Vanderghote, Paul, Gensters van licht, Uitg. Halewijn, Antwerpen, 2012, blz. 152)

Geen opmerkingen:
Een reactie posten