Het wonder blijft verwonderen en dat is maar goed ook. Een mens die zich niet meer kan verwonderen over het wonder mist iets wezenlijk.
De filosoof Cornelis Verhoeven houdt in zijn boek Inleiding tot de verwondering (Uitg. Amboboeken, Baarn, 1967, blz. 185-186) een pleidooi voor het wonder.
"Het wonder is het onverklaarbare, maar dan gehouden buiten het causale redeneren. Eenmaal daarin betrokken, wordt het wonder alleen maar een lastige en ergerlijke rest, waarop de eigenmachtigheid voorlopig strandt en dat zij bij voorkeur zou willen uitsluiten. Niet als rest van onverklaarbaarheid bestaat het wonder, maar als datgene wat het causale denken onmogelijk maakt, datgene waarover men zich verwondert. Maar ik kan mij heel goed verwonderen over de beweging van mijn arm of over mijn kennis zonder dat ik die beweging of die kennis restloos wil verklaren; dat is juist de authentieke verwondering. Van zodra ik van de ene kant eigenmachtig naar causale verklaringen ga zoeken en van de andere kant mij op een wonder beroep of, wat hetzelfde is, op een directe ingreep van god, begeef ik mij in schijn-verklaringen en schijn-filosofie. (...) Als god wordt gebruikt om de verwondering weg te nemen en een nieuwe, bijna juridisch vastgelegde vanzelfsprekendheid in te voeren, wordt hij tot een afgod gemaakt.
(miniatuur van de hand van Gruyaert des Moulins ca. 1415 Bible Historiale in British Library ©hetwoudderverwachting.nl) |
Verhoeven zegt ook ergens in de buurt van bovenstaande passage dat hij zich best kan vinden in een niet te rigoureuze interpretatie van het woord god, nl. als teken van 'het andere'.
Veertigdagentijd mag gerust een tijd worden om ons te verwonderen over wie we (maar) zijn en wat we (maar) kunnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten