In een vorig bericht noemde ik de veertigdagentijd waarin we nu leven naar Pasen toe een oefentijd om onze ontvankelijkheid voor de Geest in ons leven aan te scherpen, om een meer spirituele mens te worden.
De evangelieverhalen van Lucas (4, 1-13) en Matteüs (4, 1-11) hebben het beiden over drie momenten van verlokking. Jezus, die zich in zijn roeping bevestigd weet door het doopsel van Johannes, wil in de woestijn zijn verbondenheid met en zijn ontvankelijkheid voor de Geest van zijn Vader verder wortelen in zijn leven. Maar dan verschijnt een tegenspeler, de Naardense Bijbelvertaling, spreekt van de uiteenwerper. Wat verdeelt, wat uiteen speelt is des duivels, is het kwade voor de mens. Jezus probeert overal, ook in de leegheid en dorheid van de woestijn, de geest van zijn vader te zien.
(Jan Mandijn : De verzoeking van de heilige Antonius 1535 ©Frans Halsmuseum Haarlem) |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten