In een vorig bericht heb ik via El Greco en Simon Vestdijk stil gestaan bij de 'ontkleding van Christus', het moment in het lijdensverhaal waar de soldaten Christus aan de beul zullen overleveren, maar dan twisten over de kleren van de veroordeelde, een extraatje op hun gewone soldij.
Nu wil ik het daaropvolgende tafereel in het passieverhaal belichten, weer aan de hand van een schilderij gemaakt in 1600 door El Greco (1541-1614) en een gedicht, ditmaal van de Nederlandse dichter Pierre H. Dubois (1917-1999).
Het schilderij dat momenteel in het museum van Athene hangt stelt de kruisiging van Jezus voor, op een rotsblok en in de achtergrond een stad in het donker en met aan zijn voeten de maagd Maria, Maria Magdalen en de apostel Johannes, zoals het in het evangelie van Johannes ook verteld wordt (Joh. 19, 25-27).
Dubois schrijft dit sonnet met duidelijk El Greco voor ogen en als beschouwer laveert hij tussen hoop en onrust. De grauwe realiteit van deze marteldood roept wisselende emoties op, die ook te zien zijn in de heftige luchten en de verschillende blikken van wie onder het kruis staan. Het kwatrijn beschrijft eerst het schilderij om dan na de twee kwatrijnen om te slaan naar het poëtische ik en zijn gevoelens.
EL GRECO OP GOEDE VRIJDAG
Een grauwe lucht verwisselt steeds van toon
en wordt door jacht na jacht uiteengereten.
De hemel schijnt door wolken somber-schoon.
Antieke tors in wind en weer vervreten,
zo hangt, gestorven aan zijn kruis, Gods Zoon.
De blikken zijn aan 't loden lijk geketend.
De woeste heuveltop maakt ook de hoon
wanhopig en gemarteld en onwetend.
En 'k vraag waarom, als uit zijn eigen braaksel
de mens ten hemel staart, de kreet niet klinkt:
'Dode Zoon Gods, zo vreselijk is Uw raadsel,
dat door Uw dood - Uw eigen hulploos maaksel -
mijn hoop, gekoesterd door een diep instinkt,
voortaan tot gruwelijke onrust wordt verminkt.'
(uit: Het evangelie volgens dichters. Bloemlezing uit de Nederlandstalige poëzie. Samengesteld door Patrick Lateur en Stefan van den Bossche. Uitg. Lannoo, Tielt, 1999, blz. 206)