15 november 2025

Beelden die spreken - Straatsburgse prikkels - 1 -



(Markus Lüpertz : Herte
-eigen foto)
God is onzienbaar voor onze ogen maar dankzij zijn Zoon weten we dat we hem werkzaam kunnen zien doorheen mensen en hun werken. Ook kunstwerken kunnen ons anders leren kijken en luisteren naar de Bijbelse verhalen. 
Zo zag ik eind september in het museum voor moderne en hedendaagse kunst (MAMC) in Straatsburg een sculptuur van de hedendaagse Duitse kunstenaar Markus Lüpertz (1941) die onmiddellijk aanspreekt. Een naakte jonge man draagt op zijn schouders een jong schaap. Een herder dus die direct doet denken aan een gelijkenis van Jezus over God die altijd opnieuw zoekt om wat verloren is terug te vinden. Het hoofdstuk 15 van het Lucas evangelie vertelt via drie verhalen hoe God begaan is met het verlorene (het weggelopen schaap, het zoekgeraakte geldstuk en de twee zonen).

Fascinerend is hier bij deze sculptuur de naaktheid van de herder. Wie wil herderen en anderen hoeden doet dit best vanuit zijn eigen kwetsbaarheid. De eigen naaktheid en broosheid beleven kan de goed bedoelende herder bewaren voor betutteling van (of dwingelandij over) het verloren schaap. 

Het beeld van de goede herder die het schaap terugbrengt sluit natuurlijk ook aan bij de psalm 23, met het bekende beginvers: de Heer is mijn herder... 
Deze woorden mogen ons evenwel niet in slaap sussen, zoals dichter Michel van der Plas (1927-2013) schrijft. Geloof, zeker in onze dagen, is een blijvende uitnodiging én uitdaging. Het herderschap van God vraagt ook om zelf te volharden in verlangen en hoop.
Twee kunstenaars die onze blik openen op het herder-zijn van God voor elk van ons vandaag.

PSALM

De Heer is mijn verder. Hij laat mij missen:
roes, aarde, nu. Laat mij te weinig zijn
en wensen. Drijft mij op naar duisternissen
van bos en braakland, in een perk van pijn.

Is mijn elders. Laat hemelen verhalen,
de macht, de glorie. En houdt mij doodsbang
over mijn dorst gebogen. Zendt zijn stralen
bij mondjesmaat. En wacht, mijn leven lang.

Mijn vijand drinkt en doezelt voor mijn ogen.
De kinderen zingen van een vergezicht.
De Heer is mijn eenmaal. Ik moet nog hoger.

Zijn heil en zegen zullen op mij jagen,
mijn leven lang. Ik zal het dwingelandslicht
zien, haten en verlangen, al mijn dagen.
(uit: van der Plas, Michiel, De oevers bekennen kleur. Verzamelde gedichten., uitg. Lannoo, Tielt, 1994, blz. 121)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten