1 september 2018

God dichten tot Hij openbreekt - 10-

In de bloemlezing "Van God los. Gedichten over geloof en ongeloof." hebben Koen Stassijns en Ivo Van Strijtem een mooi geheel verzameld, een veelkleurig boeket met alle schakeringen van poëzie die iets uitzegt over hoe mensen van deze tijd omgaan met "God". De Colombiaanse dichter Juan Manuel Roca beschrijft een jeugdervaring die beslissend was voor zijn (on)geloof.
Daarbij denken we aan de oproep van Jezus in de Bergrede: als je geslagen wordt op je ene wang, biedt dan ook de andere aan.

GEHULD IN HET NIETS

Een pastoor gaf me op de speelplaats van het college
      een klap omdat ik niet meezong en nu, veertig jaar
      later, heeft mijn wang van die klap nog niet terug.

Waar mijn wang naar links week zag ik het land dat
       had kunnen zijn en waar ze naar rechts week de
       de gekooide droom.

Thuisgekomen na die klap, is het huis me te ruim
       beginnen zitten als een geleende jas. Onnodig te
       zeggen dat ik nog steeds niet meezing, en de hand
       van de pastoor wie ik nooit mijn andere wang heb
toegewend, is gehuld in het niets.
(Van God los, blz. 147)

Zonder de woorden geloof, God, kerk of Jezus te gebruiken lezen we in de tweede strofe hoe hij veertig jaar na datum nog denkt aan hoe het anders had kunnen zijn. Er had een land kunnen zijn en een vrije droom vol geloof, maar die klap getuigde niet van geloof, maar was gehuld in het niets. De klap maakte de student thuisloos, rondlopend in een slechtzittende geleende jas.
Dit gedicht deed me denken aan een anekdote die de Zwitserse priester Maurice Zundel vertelde tijdens een retraite in het Vaticaan voor paus Paulus VI (1972). Hij haalde zelf het verhaal uit een 19e eeuwse roman van Godfried Keller. Het verhaal gaat over de jongen Henri.
(Maurice Zundel)
"De kleine Henri is het enige kind van een weduwe die hem zo goed mogelijk opvoedt en al haar tederheid aan hem wijdt. Op dat moment is hij acht of negen jaar. Hij komt thuis van school in de late namiddag. Zijn eten staat klaar, hij gaat aan tafel zitten en voor de eerste keer vergeet hij te bidden. Zijn moeder, in de veronderstelling dat het om een verstrooidheid gaat, maakt hem voorzichtig op zijn vergeetachtigheid attent. Hij doet alsof hij haar niet hoort. Zij dringt aan. Hij verhardt in een stom verzet. Dan zegt zijn moeder, op de toon van een bevel 'wil je echt niet bidden?' 'Neen!' 'Dan ga je maar naar bed zonder eten'. Het kind, dapper, neemt de uitdaging aan en gaat naar bed zonder iets te zeggen. Na verloop van tijd brengt zijn moeder hem, enigszins schuldbewust, zijn eten op bed. Te laat: vanaf dat moment wil de kleine jongen niet meer bidden." (Maurice Zundel, Die God deze mens, blz. 22)
Getuigen over de liefde van God kunnen we niet als we met alle geweld een gebed of geloofsuiting willen afdwingen, ook al is het bij kinderen. Omdat God respect heeft voor de menselijke vrijheid moeten wij dat ook hebben. Voor christenen en gelovigen van welke strekking dan ook géén gemakkelijke opdracht want we denken de waarheid in pacht te hebben. En dan verwonderd zijn dat ons verhaal niet goed aanslaat, als we er maar op los klappen...
Dit verhaal vormde de aanzet voor de retraite voor paus Paulus. In de volgende toespraken zal Zundel vaak op dit verhaal terugkeren om de onaantastbaarheid van elke persoon te benadrukken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten