Daarbij denken we aan de oproep van Jezus in de Bergrede: als je geslagen wordt op je ene wang, biedt dan ook de andere aan.
GEHULD IN HET NIETS
Een pastoor gaf me op de speelplaats van het college
een klap omdat ik niet meezong en nu, veertig jaar
later, heeft mijn wang van die klap nog niet terug.
Waar mijn wang naar links week zag ik het land dat
had kunnen zijn en waar ze naar rechts week de
de gekooide droom.
Thuisgekomen na die klap, is het huis me te ruim
beginnen zitten als een geleende jas. Onnodig te
zeggen dat ik nog steeds niet meezing, en de hand
van de pastoor wie ik nooit mijn andere wang heb
toegewend, is gehuld in het niets.
(Van God los, blz. 147)
Zonder de woorden geloof, God, kerk of Jezus te gebruiken lezen we in de tweede strofe hoe hij veertig jaar na datum nog denkt aan hoe het anders had kunnen zijn. Er had een land kunnen zijn en een vrije droom vol geloof, maar die klap getuigde niet van geloof, maar was gehuld in het niets. De klap maakte de student thuisloos, rondlopend in een slechtzittende geleende jas.
Dit gedicht deed me denken aan een anekdote die de Zwitserse priester Maurice Zundel vertelde tijdens een retraite in het Vaticaan voor paus Paulus VI (1972). Hij haalde zelf het verhaal uit een 19e eeuwse roman van Godfried Keller. Het verhaal gaat over de jongen Henri.
![]() |
(Maurice Zundel) |
Getuigen over de liefde van God kunnen we niet als we met alle geweld een gebed of geloofsuiting willen afdwingen, ook al is het bij kinderen. Omdat God respect heeft voor de menselijke vrijheid moeten wij dat ook hebben. Voor christenen en gelovigen van welke strekking dan ook géén gemakkelijke opdracht want we denken de waarheid in pacht te hebben. En dan verwonderd zijn dat ons verhaal niet goed aanslaat, als we er maar op los klappen...
Dit verhaal vormde de aanzet voor de retraite voor paus Paulus. In de volgende toespraken zal Zundel vaak op dit verhaal terugkeren om de onaantastbaarheid van elke persoon te benadrukken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten