16 oktober 2018

God dichten tot Hij openbreekt - 13 -

In de poëzie zoeken veel dichters ook wat het betekent te dichten, verzen te schrijven. Meta-poëzie heet dat dan, poëzie over poëzie. In de bundel "Van God los", samengesteld door Koen Stassijns en Ivo Van Strijtem,  zijn gedichten verzameld over geloof en ongeloof.

De bloemlezers namen ook een gedicht op van de Australiër Les Murray, een gedicht over religie én over poëzie, dus een vorm van meta-poëzie. Bij religie gaat het om het helen van de mens, het samenbundelen en tot eenheid brengen van het gefragmenteerde menselijke leven. Zo ook bij poëzie.

(Otto Wagner:  Kirche am Steinhof in  Wenen -detail - eigen foto)


POËZIE EN RELIGIE

Religies zijn gedichten. Zij laten ons helder bewustzijn
en dromerig gemoed samenklinken, onze emoties,
ons instinct, onze adem en ons natuurlijk gebaar

in het ene alomvattende denken: poëzie.
Niets wordt gezegd voor het in woorden is uitgedroomd
en niets is waar dat slechts in woorden bestaat.

Een gedicht, vergeleken met een opgedirkte religie,
lijkt misschien wel op die ene korte huwelijksnacht van een soldaat
waarin hij sterft en leven kan. Maar dat is een kleine religie.

Totale religie is het grote gedicht dat liefdevol wordt herhaald;
zoals elk gedicht moet het buitenmatig en volledig zijn
met wendingen waarbij we ons afvragen Maar waarom deed de dichter dat zo?

Je kunt geen leugens bidden, zei Huckleberry Finn;
je kunt er ook geen dichten. Het gaat om dezelfde spiegel:
is hij beweeglijk en glanst hij, dan noemen wij hem poëzie,

staat hij vast en in het midden, dan noemen wij hem religie,
en God is de poëzie die in elke religie wordt opgevangen,
opgevangen, niet gevangen. Opgevangen als in een spiegel

die hij aantrok, door in de wereld te zijn zoals poëzie
in het gedicht is, een wet tegen zijn einde.
Waar poëzie is of een gebrek eraan is religie

nooit veraf. Beide zijn gegeven en wisselen
elkaar af, als in de vlucht van die vogels -gekuifde duif, de papegaai-
die de vleugels sluiten, dan klapwieken en weer sluiten.
(uit: Van God los, Lannoo, Tielt, 2011, blz. 122)

God is niet te vangen, noch in taal noch in religie. Hij is een gegevenheid, of we het willen of niet, of we het zien of niet. Hem vinden is de poëzie opvangen van zijn licht over ons leven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten