De veertig dagen voor Pasen verwijzen naar de veertig dagen die Jezus doorbracht in de woestijn. Volgens Wilhelm Bruners (Hoe Jezus zelf leerde geloven, uitg. Averbode, 1989, blz.45-63) wordt Jezus door God zelf de woestijn in gestuurd, nét nadat hij zichzelf leerde kennen als Gods uitverkoren zoon tijdens het doopsel door Johannes. God zelf wil Jezus testen op zijn geloofsvastheid. Jezus ervaart hier de godsbedreiging, zoals eerder Jacob (Genesis 32,25), Mozes (Exodus 4,24), Jeremia (Jeremia 12,3), Job... Deze woestijnervaring hoort bij de geloofsopleiding van de Godgelovige. Bruners zegt daarbij ook: "en het is ook ter wille van de mens opgeschreven, opdat wij ons geen illusies zouden maken over onze eigen geloofsweg. De joodse wijsheid weet maar al te goed dat God niet de wetsovertreders, maar de vromen op de proef stelt." (a.w. blz. 61).
Deze veertig dagen voor Pasen kunnen we dus beleven als een 'examentijd' in de voetstappen van Jezus, "dit is een tijd van meer toeleg op het bidden en grotere aandacht voor de liefde tot de naaste" (prefatie van de veertigdagentijd).
![]() |
(Gustave van de Woestyne: Christus in de woestijn, 1939 Museum van Schone Kunsten Gent) |
Hoe verwarrend deze idee ook is dat God toelaat dat we beproefd worden, het is tegelijkertijd ook een uitdagende gedachte. Ons geloof kan groeien in de woestijn van ons zijn. Die ervaring bewuster beleven is een uitnodiging voor deze examentijd naar Pasen toe. In die woestijn staan we niet alleen. Jezus is ons voorgegaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten