4 mei 2019

Op zoek naar ons ingeboren verlangen: ons schitterend gebrek aan kennis



Er is meer in de mens dan hij zelf kan bedenken: deze ervaring overkomt vele mensen, Godgelovig of niet. Zelfs bekende filosofen en wetenschappers getuigen van hun verwondering over de ondoorgrondelijkheid van de (menselijke) natuur. Karen Armstrong, de bekende religiewetenschapper, brengt enkele getuigenissen samen in haar boek "Compassie", wanneer ze haar zevende stap naar compassie beschrijft en toelicht over het besef van onze beperkte kennis.
Ik citeer hier uitvoerig uit (De Bezige Bij, Amsterdam, 2011, blz. 137-138).

"De filosoof Karl Popper (1902-1994) merkte op: 'We weten helemaal niets.' Hij meende dat dit de belangrijkste filosofische waarheid is die er bestaat. Maar hij was volstrekt niet terneergeslagen door zijn gebrek aan kennis. Integendeel, hij genoot ervan: 'Een van de vele grote bronnen van geluk is dat we hier en daar een glimp opvangen van een nieuw aspect van de ongelooflijke wereld waarin we leven en van de ongelooflijke rol die wij daarin vervullen.' Albert Einstein (1975-1955) ervoer een mystieke verwondering als hij over het universum nadacht. 'Te weten dat iets wat voor ons
(Albert Einstein)
ondoorgrondelijk is werkelijk bestaat, en zich aan ons manifesteert als de hoogste wijsheid en de schitterendste schoonheid die onze botte vermogens alleen in hun primitiefste vormen kunnen bevatten - die kennis, dat gevoel rust in het middelpunt van alle ware religiositeit. In die zin, en ook alleen in die zin, ben ik een vroom religieus mens'

Hij was ervan overtuigd dat 'iemand die deze emotie niet ken (...) zo goed als dood is. Albert Schweitzer zou het met hem eens zijn. Terugkijkend op zijn leven, zag hij in dat hij zich steeds had laten leiden door het 'besef dat de wereld een onverklaarbaar mysterie is'.
Het grootste inzicht van de religies is geweest dat de kern van iedere man en iedere vrouw buiten ons bevattingsvermogen valt en transcendent is. Hier ontdekken we nirwana, Brahma en wat de in Duitsland geboren protestantse theoloog Paul Tillich (1886-1965) de zin van het bestaan noemde. We vinden het hemelse rijk binnen in ons en ontdekken dat Allah dichter bij ons is dan onze halsslagader. De humanisten van de renaissance ontwikkelden een diep respect voor het wonder van de mens, en hun visie is prachtig verwoord door Shakespeare (1564-1616), die de tragische held Hamlet laat
(Shakespeare)
uitroepen: 'Wat een meesterwerk is de mens, hoe edel door de rede, hoe onbegrensd in zijn vermogens, in gestalte en beweging hoe doelmatig en wonderbaar, in houding hoe gelijk aan een engel, in begrip hoe gelijk aan een god; het sieraad van de wereld, het toonbeeld voor al wat leeft.' "


Popper, Einstein, Schweitzer, Shakespeare, Tillich: een rij getuigen vanuit een verschillende tijd en een verschillende achtergrond, maar allemaal geven ze aan dat de mens een wonder is dat nooit helemaal door onze botte vermogens zal gekend worden. De kern van die ondoorgrondelijkheid ligt in de mens zelf...We mogen altijd verlangen om dieper door te dringen in dat wonder terwijl tegelijk beseffen dat we helemaal niets weten. Met Popper mogen we daarin een van de grote bronnen ontdekken van ons geluk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten