3 augustus 2023

Ingebed in wassende woorden : dichter Roelof ten Napel over gebed - 1 -

 


De jonge Nederlandse dichter Roelof ten Napel (°1993) schrijft  in zijn boeken vanuit zijn strenge christelijke opvoeding met een dominante vader die zwaar protestants was, op zoek naar zichzelf en zijn plaats in de wereld. De dagelijkse omgang met de Bijbel in zijn jeugd zorgen voor een stevige en beeldrijke taal. Hij onderzoekt wat het geloof zoals hij dat heeft meegekregen, voor hem betekent/betekende.

Daarom duiken op verschillende momenten ook verzen op waarin het gebed ter sprake komt. Ik presenteer in deze kleine reeks enkele gedichten van ten Napel waarin hij bidden thematiseert op een soms heel verrassende wijze. Wees wel gewaarschuwd dat je hier geen 'vrome zoete' versjes zal lezen...

Ik begin met een vers uit zijn debuutgedichtenbundel "Het Woedeboek" (uitg. Hollands Diep, Amsterdam, 2018). Daarin heeft hij het over weggaan en terugkeren, met centraal een reeks gedichten waarin hij probeert in het reine te komen met zijn geloofsafval. In deze reeks hebben de verzen titels als 'psalm' of 'gebed'.
Laat ons beginnen met een slotgebed...dat bulkt van Bijbelse verwijzingen.

GEBED (slotgebed)

vader,
die in het verborgene is,
die in het verborgene ziet - 
vergeld het mij dan
in het opene.

ik was vermoeid en belast,
maar toonde het niet - mijn hoofd gezalfd,
mijn gezicht gewassen. ik ben vermoeid
en ik toon het niet. mijn gezicht
is gewassen en gedroogd.
(©WikiWoordenboek : juk)

maar u kunt zien
in het heilige en heilige heilige -
de nacht is een licht om u heen.
waar iemand vlucht,
daar is uw naam.

u vormt alles uit het laagste van de aarde,
stof tot stof, habel habalim
en het vervliegt, het raakt van alle tijd ontdaan.
het gezicht van de wereld is voorbijgegaan,
mijn handel jaagt naar wind.

neem dan nu het juk van mijn rug.
mijn keel is ontstoken, laat mij
zwijgen. ik heb een ziel
aan de aarde kleven - maak me een vreemde
en neem me hem af.
(uit: Het Woedeboek, blz. 36)

Je hoort hier een gekwelde persoon, die vermoeid is en gekweld gaat onder het besef dat hij maar stof is en nietigheden najaagt. Hij zou bevrijd willen worden van die kwellende gedachten door een 'vader' die in het verborgene ziet. Want de biddende toont zich naar buiten toe als een man met een 'gewassen en gedroogd' gezicht. Hij is het moe om te bidden, zijn keel is ontstoken en hij wil een vreemde worden voor de vader. Een weg en weer tussen de vader die kan bevrijden en die alles ziet en weet, ook het geheime leven, en het besef van de eigen gekwetstheid en aardsheid.
Dit gebed staat, zoals ik al gezegd heb, vol met Bijbelse verwijzingen. Zonder volledig te zijn wil ik er hier enkele naar voor halen.
De bergrede komt meerdere keren ter sprake: 
-het Onze Vader met de variante : die in het verborgene is en vergeld mij wel (i.p.v. vergeef mij)(Mt. 6, 9-15);
-de daaraan voorafgaande oproep om niet te bidden of te vasten of aalmoezen te geven om op te vallen bij de anderen maar om vertrouwen te hebben in een God die een vader is die in het verborgene ziet (Mt. 6, 1-8) ;
-nog uit het Mattëusevangelie: komt allen tot mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt gaat en ik zal u rust en verlichting schenken , mijn juk is licht (Mt. 11, 28-30);
-ook psalm 139 klinkt mee waar hij begint als: Heer gij doorgrondt en gij kent mij ; sprak ik: mij mag het duister omsluiten, voor u heerst er in het duister geen duister...(ps. 139, 1, 11-12, e.a.);
-het scheppingsverhaal van genesis 2 (7) waar God de mens boetseert uit de aarde;
-habel habalim is het Hebreeuws voor 'ijdelheid der ijdelheden' uit het boek Prediker;
-nog twee andere psalmverzen kan je horen bij de klacht 'mijn keel is ontstoken, laat mij zwijgen': ps. 69, 4 (moegeroepen ben ik en hees; blindgestaard van het wachten op mijn God) en ps. 119, 25 (mijn ziel komt niet los van het stof)
Heel dit gedicht, badend in de Bijbelvaste protestantse traditie, is een gebed in de traditie van de psalmen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten