31 augustus 2023

Ingebed in wassende woorden : dichter Roelof ten Napel over gebed - 7 -

 


Twee jaar na Het Woedeboek (80 blz.) verscheen al een nieuwe dichtbundel van Roelof ten Napel met de prangende titel In het vlees (uitgeverij Hollands Diep, Amsterdam, 2020), een lijvig boekwerk van 155 genummerde pagina's met nog eens 40 ongenummerde pagina's voor een tweede deel met als titel : II het uitschot Iskariot. Over dat tweede deel gaat het hier niet omdat er nergens daarin het gebed gethematiseerd wordt.
Het eerste deel heeft als titel : I het intieme, wrede : confessies en bestaat uit genummerde 'sonnetten', maar de nummering met Romeinse cijfers heeft geen ordening. De bundel opent met sonnet XLV, waarna LXXII en dan IX enzovoort. Ook met de sonnetten zelf is er iets aan de hand. Het zijn inderdaad allemaal 14 regelige gedichten, maar de klassieke deling 4-4-3-3 is helemaal losgelaten alsook de inhoudelijke omslag na de achtste regel. De dichter plaatst zich met grote eigenzinnigheid in de traditie. 
In het dankwoord op het einde blijkt dat hij zich ook inhoudelijk plaatst in een lange traditie met vooral aandacht voor Augustinus (Confessiones), Kierkegaard, Montaigne, Musil, Murdoch en anderen.
In Het Woedeboek vertolkte ten Napel de woede uit de titel heel beheerst, maar zijn gevecht met zijn seksualiteit en zijn geloof hakken in het vlees. De titel en ondertitel liegen dan ook niet : In het vlees het initieme, wrede : confessies. Pijn in zijn verschillende gedaantes (lichamelijk, psychisch, spiritueel, sociaal) en wat die betekent en hoe ermee om te gaan vormt het hoofdthema van deze bundel. Elk sonnet is als het ware een overdenking of zo je wil, een poëtisch mini-essay. Het relationele, wat in een gebed bepalend is, ontbreekt meestal in deze bundel. 
Hier een eerste sonnet, waarin de dichter het over zijn eigen pijn heeft terwijl hij Christus aan zijn kruis bekijkt.
(centrale luik uit Isenheimer-retabel
door Matthias Grünewald ca. 1511-1517
©Kunstkopie)



SONNET LII

man, naakt gemaakt, bloed in zijn haar,
met handen en voeten aan kruishout genageld -
een krachtig beeld, ja.

maar dat hij het leed der wereld draagt?

een wreed soort marteling:
mensen niet slechts te laten lijden, maar hen hun leed,
tegelijk, te ontzeggen -

ik sta aan de voet van het kruis
en kijk omhoog, en zie
de ogen van de zoon van god, door hem verlaten -
ik kijk hem aan en zeg hem
dat mijn leed het mijne was, en niemand het wegnam,
er niemand anders was in wiens handen ik
mijn geest bevelen kon.
(uit: In het vlees. Gedichten., blz. 148)

De dichter stelt zichzelf voor aan de voet van het kruis en spreekt tot 'de zoon', hij die zoon is van een man die zich de woordvoerder van god wist in de familie.
Het zichzelf inbeelden deel te hebben aan een evangelische scène is iets wat Ignatius van Loyola in zijn 'Geestelijke oefeningen' als leidraad meegeeft om vanuit de overdenking tot een gebed te komen.
Dus eerst zien en beleven en dan spreken tot, net zoals in dit vers.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten