10 oktober 2024

Broodnodig lezen als open raam - 1 -

 Op 17 juli laatst werd een brief gepubliceerd van paus Franciscus om literatuur te promoten in de vorming van toekomstige priesters. Tegelijk zegt hij uitdrukkelijk dat élke christen er wel bij vaart om ook literatuur te lezen. Lezen van romans en poëzie, en meer in het algemeen kunst bekijken, helpt om ons hart open te zetten voor de hedendaagse cultuur. Door deze inzet en openheid oefenen we ons als christen ook om Jezus te leren 'lezen' in ons leven en in de samenleving.
Ik wil in dit en enkele volgende berichten een aantal facetten van die brief onder het licht brengen en uitdiepen.
(Johannes Vermeer:
Brieflezend meisje bij raam)


In zijn inleidende alinea's benadrukt de paus dat het een enge en onjuiste opvatting is om literatuur te herleiden tot 'vermaak'. Die visie vormt de basis van een ernstige vorm van intellectuele en spirituele verarming. Als piepjonge jezuïet gaf Franciscus les in de laatste twee jaar van een middelbare school. "Ik moest ervoor zorgen dat mijn leerlingen El Cid bestudeerden. Zij wilden Garcia Lorca lezen." Over zijn eigen literaire smaak zegt hij : "Ik hou van tragische kunstenaars omdat we allemaal hun werken kunnen voelen als uitdrukkingen van onze eigen drama's. Door te wenen over het lot van de personages, wenen we eigenlijk over onszelf en onze leegte, onze gebreken en onze eenzaamheid."  Zijn leservaring doet hem besluiten : "Er is niets zo contraproductief als lezen uit verplichting, een aanzienlijke inspanning leveren alleen maar omdat anderen hebben gezegd dat het essentieel is. Neen, we moeten onze lectuur kiezen met openheid, verrassing, flexibiliteit, ons laten adviseren, maar ook met oprechtheid proberen te vinden wat we op elk moment van ons leven nodig hebben." (alinea 7)

Deze inleiding brengt mij bij een van mijn allereerste confrontaties met poëzie, toen ik tiener was en de openbare radio-omroep nog schoolradio uitzond... Dus lang geleden al. Er werd een gedicht besproken van een vrouw met een wel bijzondere naam. Haar naam en haar gedicht blijven mij altijd bij en zijn mij dierbaar. Op de een of andere manier vond ik mijzelf terug in dat vers en zo'n ervaringen ben ik blijven zoeken in altijd weer andere gedichten.

mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
hoe moet ik mij geborgen weten?

noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.

voor wie ik liefheb, wil ik heten.

Dit vers is geschreven door neeltje maria min en werd voor het eerst gepubliceerd in 1966 in een bundel met als titel: Voor wie ik liefheb wil ik heten Het duurde wel enkele jaren voor ik dit vers gedrukt vond... maar de naam van de dichter én de titel van het vers stonden gegrift in mijn hoofd.
Als puberende tiener zoek je naar je identiteit en naar geborgenheid en voel je jezelf soms de meest eenzame persoon op deze wereld. Maar nu nog blijft dit vers boeien want wanneer kennen we onszelf eigenlijk en wanneer is de tocht naar onze diepste naam voltooid???
In het allerlaatste hoofdstuk van het allerlaatste boek van de Bijbel lezen we : "Zij zullen zijn aanschijn zien en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn" (Apoc. 22,4) . Johannes beschrijft hier de ultieme ontmoeting met 'God'. En daartegenover helemaal vooraan de Bijbel, in het tweede hoofdstuk van het eerste boek (Genesis) mogen de eerste mensen namen geven aan alles wat hen omringd.
Namen...genoemd worden...Wat is er meer menselijk? Wat is er meer godgelijkend???

Geen opmerkingen:

Een reactie posten