In het voorjaar 1972 werd de Zwitserse priester zonder verdere kerkelijke functies, Maurice Zundel, gevraagd de retraite te preken in het Vaticaan. De toenmalige paus, Paulus VI, vroeg daarna uitdrukkelijk aan de predikant om deze predicaties te publiceren.
In een van de laatste conferenties behandelde Zundel het thema van de rechten van de mens.
Zo begon hij zijn bezinning:
"In de Academie van Florence ziet men onvoltooide werken van Michelangelo, waarin de figuren zich beginnen te ontworstelen aan het marmer dat hen nog gevangen houdt in een vormeloze massa. Deze schetsen kunnen beschouwd worden als een beeld van de mensheid die op zoek is naar zichzelf en die nog niet de macht heeft zich los te maken van de verslaafdheden die haar binden aan haar noden en instincten. Wanneer zij niet wordt overweldigd door de materiële misère, dan laat zij zich in beslag nemen door ideologieën, die een subjectiviteit openbaren, gebaseerd op driften, die haar nog sterker opsluiten in haar grenzen, ook al pretenderen ze dan de stem te zijn van de wetenschap of van de vooruitgang, van de gerechtigheid of van de vrijheid. Men vindt hier in de collectieve ervaring de cirkel van Pascal terug (je zou me niet zoeken als je me niet al had gevonden) welke men kan generaliseren op de volgende wijze: om in de goede richting te zoeken, moet men een voorgevoel hebben van het doel. Maar de noties, waarin dat doel worden uitgedrukt (wetenschap, vooruitgang, gerechtigheid en vrijheid) blijven zo dubbelzinnig dat ze zich gemakkelijk lenen tot alle mogelijke interpretaties die overeenkomen met de instinctieve doelen van groepen of individuen."
"Onze biologie, teruggebracht tot zijn animale verschijningswijze kan, klaarblijkelijk, op geen enkele wijze een grond geven aan de 'rechten van de mens'. Tenzij de wandluizen en de schorpioenen op dezelfde wij hun rechten zouden kunnen opeisen en de huisdieren zich zouden kunnen verzetten tegen hun domesticatie door samen in opstand te komen tegen hun africhters. De bron van onze rechten is uniek en gelegen in deze vatbaarheid voor het oneindige, die ons roept om onszelf en onze grenzen te overstijgen, door ons te bevrijden van al onze uiterlijke en innerlijke verslaafdheden, om ons onbaatzuchtig te laten opgaan in de goddelijke armoede."
Zundel stelt dat er een evenwicht nodig is tussen het samen en het alleen zijn om onze menselijkheid ten volle te vormen.
"In een concert is de unanieme stilte die alle toehoorders in een gemeenschappelijke ademhaling verheft het resultaat van de meest geheime ontmoeting van ieder met de muziek. Zo wordt die stilte meer geladen voor allen in de mate dat zij meer intens door ieder wordt beleefd. Op dezelfde wijze is het de band van persoon tot persoon die echte menselijkheid sticht en haar aanknopingspunt heeft in de intimiteit van ieder. " (Zundel, Maurice, Doe God deze mens, uitgeverij Gooi en Sticht, Hilversum, 1978, blz.204-206 passim)
De rekkelijke interpretatie van de rechten van de mens in Gaza en op andere crisisplekken en de focus op dierenrechten bij velen tonen de actualiteitswaarde van deze bezinning over God en mens.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten