12 december 2017

Ons ingeboren verlangen...verder denken bij een essay van Bernard Dewulf. -deel 1-

In het MAS te Antwerpen  loopt een tentoonstelling met al titel "Schitterend verlangen" over hoe mensen hun verlangens tastbaar hebben gemaakt doorheen de eeuwen. Deze tentoonstelling gaf aanleiding tot een essay door Bernard Dewulf dat verscheen in De Standaard van 14 oktober 2017 (DS Weekblad blz.44-49) onder de titel Het wankele evenwicht van het verlangen.
In dat essay staat Dewulf stil bij twee vragen, nl. waar komt ons verlangen vandaan? en hoeveel vormen neemt het aan?
Ik vond het een boeiende denkoefening maar hij blijft soms steken en vertelt voor mij maar een half verhaal. Omdat de kerkelijke voorbereiding op Kerstmis, de advent, ook het verlangen thematiseert, wil ik in deze periode ingaan op dat essay. Hier een eerste deel.

Bernard Dewulf vertrekt vanuit het woordenboek waar verlangen, begeren en willen min of meer als synoniemen worden voorgesteld. Dank zij de etymologie komt hij een stap vooruit. Verlangen heeft van doen met 'lang', 'langer maken', 'uitstellen'. Als we iets verlangen zijn we soms verscheurd tussen zo vlug mogelijke vervulling en zo lang mogelijk verwachtend uitzien. Hij komt dan tot een mooie formulering. "Het verlangen is het smeulen, de vervulling is de brand."
Dit gezegd zijnde doemt een nieuwe vraag op: als er iets smeult, is er al eerder brand geweest, maar wie of wat heeft het in ons ontstoken? Dewulf zoekt het antwoord bij filosofen als Arthur Schopenhauer (van nature gegeven wil) en René Girard (naast le besoin als lichamelijke behoefte is er le désir waarin we anderen nabootsen in het zich toe-eigenen van objecten).

(Augustinus al filosoferend - Sandro Botticelli)
  In zijn keuze van filosofen gaat Dewulf voorbij aan een aantal figuren die over de grond van onze diepste verlangens andere antwoorden hebben. Als christen denk ik dan onder anderen aan Augustinus. In  zijn "Belijdenissen" heeft hij de eerste negen boeken (van de 13) nodig om te vertellen hoe hij God als het brandende verlangen in zijn hart zou erkennen, herkennen en toelaten.
In de eerste alinea stelt Augustinus het al helemaal scherp: "Gij hebt ons gemaakt naar u, en rusteloos blijft ons hart totdat het zijn rust vindt in u. Geef mij, Heer, dat ik mag weten en verstaan, wat van de twee er eerder is: u aanroepen of u loven. En ook, of van u weten er eerder is dan u aanroepen. Maar wie roept u aan zonder van u te weten?" Hier ook klinkt een gelijkaardig verlangen naar inzicht in wat  verlangen is. Aanroepen als verlangen en loven als vervulling. En Augustinus deed deze queeste in het begin van de 5de eeuw, meer dan een millennium voor Schopenhauer.

Terug naar Bernard Dewulf.  Na die rondvraag bij filosofen blijft hij met de vraag: wie of wat heeft die stuwing in mij aangericht? En: wie of wat heeft er eigenlijk ooit naar mij, ons, uw verlangen verlangd?
Dan volgt er droogweg deze zin: "Het antwoord ligt even voor de hand als het onbevattelijk is: niets of niemand."
Hier klinkt het heel droog en hard. Hebben onze ouders, onze partner, onze vrienden niet naar ons verlangd en ons doorheen hun verlangen leven geschonken? Natuurlijk is geen enkele mens de volledige vervulling van het verlangen van een ander, er blijft een onvolledigheid, die maakt dat elke mens een andere blijft, en voor mij daarin getuige van die Andere (met hoofdletter). Hoe dat zit, dat weet ik niet en kan ik niet rationeel, logisch, positief-wetenschappelijk verklaren, maar dat geloof ik of ik probeer toch elke dag opnieuw dat te geloven. Dat is voor mij toch een adventsuitdaging.
Augustinus verwoorde ook dat de stuwing van elk menselijk verlangen uiteindelijk gegrond is in
(Augustinus met brandend hart - schilderij Zwartzusters Veurne)
God, die ons heeft gemaakt naar Hem toe. Ook hier kan ik dit niet logisch, rationeel verklaren, maar deze uitspraak geeft uitdrukking aan een geloofservaring die door veel mensen na Augustinus ook werd herkend en beaamd. Als christen gelovige mag ik vermoeden dat God naar mij verlangd en bij mij gehoor wil vinden, voorwaarde is dan evenwel dat ook ik door Hem verlangd en gevonden wil worden.  Ben ik straks in het kerstverhaal een herder of een zoekende 'wijze' of ben ik eerder Herodes die bang is zijn comfortabele positie te verliezen? De advent biedt mij gelegenheid om hierbij stil te staan.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten