15 december 2017

Ons ingeboren verlangen...verder denken bij een essay van Bernard Dewulf. -deel 2-

Ik lees verder in het essay van Bernard Dewulf "Het wankele evenwicht van het verlangen" (De Standaard DS weekblad, 14 oktober 2017).

Na één derde van zijn essay komt Dewulf tot het besluit dat "wij ons eigen verlangen zijn" Maar stuur ik mijn verlangen of stuurt het verlangen mij? Hier geraakt Dewulf vast en moet hij iets bekennen.
"Natuurlijk kan ik een aanzienlijk deel van mijn verlangens of begeerten beheren en beheersen, anders was het geen leven. Maar uiteindelijk is dat symptoombestrijding. De oorzaak blijft het raadsel van dat Verlangen zelf." Ik vind het chique dat hij hier verlangen met een hoofdletter schrijft. Hoofdletters worden niet zomaar gebruikt, zeker niet door lettergevoelige lieden.
En hij schrikt blijkbaar onmiddellijk van deze bekentenis want hij vervolgt in een nieuwe alinea: "En nu het woord dan toch gevallen is- het raadsel dat verlangen heet: er is evenzeer niets raadselachtigs aan."  Hij moet zijn hoofdlettergebruik relativeren: het Verlangen toont zich in vele gedaanten en als mens hebben we niet zomaar verlangens, maar we zijn verlangen.
Hij citeert dan de Nederlandse filosoof Coen Simon en dat citaat doet mij enigzins denken aan wat ik over Augustinus schreef in vorige blogpost. Dewulf citeert Simon: "Het menselijke verlangen is er al voordat hij weet wat hij wil."  
Na een uitweiding over vele soorten verlangens komt hij, met Coen Simon bij "het Über-verlangen van ons huidige tijdsgewricht, het veelbesproken 'verlangen naar geluk'. Waar een hele industrie 
(afbeelding gevonden op internet)
omheen ontstaan is. Terwijl tegelijk depressie in onze tijd wereldwijd de belangrijkste doodsoorzaak is geworden. Verlangen naar geluk: het is een open wonde."

Dat is een mooi beeld dat uitdieping verdient. Dewulf vervolgt in een nieuwe alinea: "Het verlangen, dat is wel duidelijk, belast ons met een tremendum et fascinosum. Het veroorzaakt evenzeer grote verrukking als afgrondelijk leed. Evenzeer paniek als verlokking."
Dan geeft hij nog enkele variaties van deze bipolariteit. Om in een nieuw hoofdstukje dan over te gaan naar hoe we vorm geven aan ons verlangen en hoe verlangen vorm geeft aan ons bestaan. Maar daarover in een derde deel meer.
 tremendum et fascinosum. Bernard Dewulf gebruikt hier een uitdrukking met een wel heel geladen én religieuze draagwijdte, maar hij laat na om daarop in te gaan. Hij negeert deze connotatie volledig en misleidt daarmee zichzelf en de lezer.
(Rudolf Otto - afbeelding van internet)
Dit jaar honderd jaar geleden schreef de Duitse godsdienstwetenschapper Rudolf Otto een referentiewerk, dat tot op vandaag relevant is voor de vergelijkende godsdienststudies. Het boek heeft als titel: Het Heilige, een beschouwing over het irrationele in de idee van het goddelijke en de verhouding ervan tot het rationele . Terwijl de Groote Oorlog volop dood en vernieling zaait verschijnt dit boek...hoe raar is de geschiedenis soms. Daarin stelt Otto dat het heilige geen idee is dat vanuit de mens zelf komt, maar heiligheid is iets wat van buiten de mens is en hem raakt. Het is ontzagwekkend en anders (cfr. Wikipedia). Is het daarom dat Dewulf over dat verlangen schrijft als over iets dat 'belast'?  Als Dewulf zou consequent doordenken vanuit deze omschrijving van het Verlangen, dan zou hij moeten ervoor uitkomen dat het Verlangen ons "belast"(?) met het heilige, het goddelijke. Het raadsel dat het Verlangen is krijgt dan een naam.
In deze advent kijken we verlangend uit tot ons verlangen een naam krijgt: God-met-ons, God die mens wordt.
We zijn nu twee-derde ver in het essay van Bernard Dewulf. In een volgende post lees ik met u het derde deel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten