18 december 2017

Ons ingeboren verlangen...verder denken bij een essay van Bernard Dewulf. -deel 3-

Bernard Dewulf schreef op 14 oktober 2017 in De Standaard (DS weekblad blz. 44-49) een boeiend essay over het verlangen: "Het wankele evenwicht van het verlangen". Ik vind het een heel boeiend essay maar het laat me ook op mijn honger. In de twee vorige blogposts heb ik al het grootste deel van het essay doorlopen, er rest nog een derde te gaan.

Dewulf begint voorlaatste hoofdstukje (geborgenheid) met het zoeken en benoemen van enkele van de vele gedaanten die het Verlangen kan aannemen. Hij ontdekt hoe bijna elk voorwerp in ons leven kan verbonden worden met een verlangen (boek om gelezen te worden, foto om herinneringen of geliefde persoon op te roepen,enz....). Maar in de kunsten zien we ook vaak een onbestemd verlangen terugkeren, zonder specifiek doel: dit verlangen wordt ook soms benoemd als 'melancholie', 'heimwee'... Doorheen al de verlangens die de mens in zich meedraagt is het meest constante verlangen het verlangen naar de ander. "Ons ingeboren verlangen naar de ander kan leiden naar de hemel en naar de hel. (...)Maar de grondtoon in mijn verlangen naar de ander is toch de onkenbaarheid van de ander."
Hier moet ik weer denken aan Augustinus: ingeboren verlangen....onrustig hart.
In de ontmoeting met een ander is er tegelijk verlangen(onvoldaanheid) en vervulling en Dewulf vindt dit "geen tragische kwestie.(...)Meer zelfs, met de jaren heb ik er de genade(sic) en de schoonheid van ingezien. Heb ik allengs begrepen (...)dat de ander een grens is waarlangs wij verlangen naar de overgang, die nooit zal plaatsvinden. Altijd, tussen alles en iedereen, gaapt een niemandsland."
Maar misschien is die leegte, die grensruimte geen niemandsland, maar een Iemandsland. Vele christelijke contemplatieven en mystici proberen hun ontmoeting met en beleving van God onder woorden te brengen en kwamen/komen vaak uit bij woorden als: leegte, afgrond, niet-weten.
Dewulf gaat dan in zijn laatste paragrafen in op een laatste vraag die hem bezig houdt: "hoe wordt er naar mij verlangd?" Hij beseft dat hij het antwoord daarop schuldig moet blijven: nu eens ervaart de mens dat hij begeerd of verlangd wordt en op andere momenten is er de ontgoocheling dat "ik niet begeerd wordt wanneer ik dat wel zou willen."
(afbeelding gevonden op internet)
Dewulf komt ten slotte uit bij een nieuw verlangen: "het verlangen naar onszelf". Hij verwoordt het heel treffend en plastisch: "Dan kunnen we in een inwendige doolhof sukkelen, op een interne carrousel. Of in een innerlijke draaikolk. En dan is het opletten. Dan vertoeft men in ongewis gebied. Ergens tussen de koolstof die men maar is en de diamant die men dacht te zijn. In drijfzand. In niemandsland. Of zoals mijn hand trillend over de borsten (van mijn geliefde): hangend tussen niets en alles. Als een vraagteken achter een verstomde zin. In een wankel evenwicht, tegen beter weten in.
Precies, dus, zoals het Verlangen op zijn scherpst ons al miljoenen jaren het liefst ziet bewegen."
Daar eindigt dit mooie essay van Dewulf.
Twee bedenkingen nog hierbij.
Ten eerste, kom ik terug bij Augustinus, die na het verhaal van zijn zoektocht nog even filosofisch mijmerend terugblikt op zijn afgelegde parcours. Bij het begin van zijn "Belijdenissen" stelt hij vast dat zijn hart onrustig is tot het rust vindt in God. In boek X verzucht hij: "Waar heb ik U gevonden, mijn God? Niet op een bepaalde plaats. (...)Ik ben te laat van U gaan houden, o Schoonheid, zo oud en toch zo nieuw. Te laat heb ik U lief gekregen. U was binnen en ik was buiten en daar zocht ik U en ik richtte mij op de schoonheid die U hebt gemaakt. U was bij mij maar ik was niet bij U." (uit: De belijdenissen, om dagelijks uit te lezen verkort en bewerkt door Sipke van der Land, uitg. Kok, Kampen, blz.49). Dewulf komt bij het einde van zijn zoektocht ook uit bij zijn eigen hart, zoals Augustinus.
En als tweede bedenking: in een lied zingt Huub Oosterhuis zijn vraag uit tot God: hoe is uw Naam, waar zijt Gij te vinden? Het essay van Bernard Dewulf zegt dat het Heilige mysterie dat tegelijk tremendum én fascinosum is huist in het Verlangen (met hoofdletter) dat woont in elk mensenhart. We kunnen dus ons verlangen naar die God-met-ons in deze adventstijd voeden en de smeulende asse aanblazen tot het vuur opflakkert.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten