9 juli 2018

De genade van de troost - verder denken bij een essay van Bernard Dewulf - 02

De  schreef in De Standaard Weekblad publiceerde op 23 juni 2018 een essay van de Vlaamse schrijver Bernard Dewulf  over de troost. Mede aanleiding is het kunstenfestival Watou 2018 dat nu loopt rond het dubbelthema verlangen en troost. Over verlangen heeft Dewulf al veel eerder een essay gepleegd, dat ik in deze blog verder heb doorgedacht. Zie de blogposts van 12, 15 en 18 december 2017. Nu dus een soort tweede luik over de troost.

In een vorige blogpost ben ik Dewulf gevolgd op zoek naar een soort definitie van wat troost is door de verschillende gedaanten heen. Na zijn verkenning van de soorten troost komt hij bij zijn meest fundamentele verwachting: troost moet geloofwaardig zijn, en dan vindt hij dat -in zekere zin- feiten het meest geloofwaardig zijn. De feiten onder ogen zien, "proberen erbij te zijn en het te blijven zien. Als je wegkijkt heb je zelfs het zien niet gehad." Zo citeert hij Herman de Coninck. Voorwerpen, dingen bieden daarbij voor hem meest troost want tegelijk kijk je via de dingen niet weg van de pijn, de frustratie of het gemis en tegelijk ervaar je hoe dingen onverschillig zijn t.a.v. pijn. Die onverschilligheid is voor de schrijver een soort voorbeeld voor onze eigen houding.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij uitkomt  bij twee reuzen uit de Westerse moderne literatuur, nl. Albert Camus (Nobelprijs 1957) en Samuel Beckett (Nobelprijs 1969). Camus schreef over Sisyphus die eindeloos een zware rots een berg oprolt maar elke dag zijn werk moet herbeginnen. Een troosteloze bezigheid, een troosteloze figuur, zo lijkt het.
(Albert Camus)

Voor Camus  is Sisyphus echter een held die juist uit zijn uitzichtloze situatie kracht put. Via deze omweg vindt Dewulf bevestiging voor zijn troost van het pessimisme. Pessimisme is voor hem geruststellender dan optimisme. "In pessimisme geloof ik." poneert hij. Als geluk het hoogste nastrevenswaardige goed is, dan is het inderdaad beter om niet al te optimistisch te zijn, want dat geluk blijkt niet zo maakbaar te zijn als we zouden willen.  Dan klinkt het logisch dat Camus uitkomt bij volgende schets van ons menselijk bestaan als  "dat huwelijk van de geest die verlangt en de wereld die teleurstelt".  Verlangen en frustratie zijn grote drijfveren in elk mensenleven. Maar wat verlangen we? Wat is de grond van onze frustratie? Een wereld die zich plooit naar onze handen maar wat als dat niet lukt? Is dat niet heel scherp gesteld wat ons wordt voorgehouden? Is ons leven dan pas 'gelukt' wanneer alles rond ons zich naar ons plooit?  Voor mij als christen vind ik evenwel niet dat geluk het na te streven doel van mijn leven is of zou moeten zijn. Een gelukkig en geslaagd leven is ons door Christus niet voorgeleefd, integendeel: lijden, vernedering, pijn werden Hem niet bespaard, dus waarom zou ik als leerling meer en beter verdienen dan de Meester? Die gedachte laten doorsijpelen in mijn leven biedt troost, een soort troost die haaks staat op het 'pessimisme' van de filosofen en moderne schrijvers.

Om de kloof tussen verlangen en teleurstelling, tussen geest en wereld te dichten komt Dewulf dan
(Samuel Beckett)
uit bij Samuel Beckett: "I can't go on. I'll go on." Deze paradoxale nevenschikking biedt hem een uitzicht op een soort chronische troost. "Ik kan niet verder. Ik ga verder." Is dat niet de paradox van het leven. Jezus zegt over zichzelf dat Hij het Leven is. Dus moet het ons niet verwonderen dat dit paradoxale denken in het evangelie veelvuldig terugkomt. "Als de graankorrel niet sterf, kan hij geen vruchten dragen." "Wie zijn leven verliest, zal het vinden." en nog vele andere Jezus-woorden drukken deze paradox uit. En de filosoof Ruud Welten stelt juist dat deze paradoxale levenservaringen de grond zijn voor elke godservaring. Zie zijn boek: Als de graankorrel niet sterft. Een filosofische archeologie van openbaring. (uitg.Klement, 2016). Zie ook de videopodcast met deze link :https://media.eur.nl/Mediasite/FileServer/2fa71667-5d89-4131-b70d-d2cac9fa99c1/Presentation/7a41941cadb0486f8dd2cb5a81ec90531d/videopodcast.mp4. Daar kan je zien en horen hoe Welten zijn centrale idee uitwerkt. (Op 6min.50 sec. begint de inleiding door de rector van de Erasmus Univeristeit Rotterdam, op 10 min. 15 sec. begint Welten zelf aan zijn oratie).

Het is ontroerend om zien hoe Dewulf poogt die bres tussen pijn en troost te dichten, tussen geest en wereld, tussen verlangen en de frustratie van haar onvervulbaarheid. Zijn woorden tasten en zoeken en dat alleen al is voor mij een troostende leeservaring.
(einde tweede deel)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten