21 juli 2018

Hoop...een kleine litanie (deel 2)

De Nederlandse dichter Michel van der Plas (°1927 - +2013) groeide in een katholiek midden op in de jaren 1930/1940. De katholieke kerk, ook in Nederland, was sterk en had een sociaal netwerk van organisaties en voorzieningen. De opvoeding stond in het teken van een geloof dat vorm kreeg door vele rituelen en een grote nadruk op nederigheid en zondebesef. De God van zijn jeugd was dus een strenge God, die alles ziet en op het einde van de rit de boekhouding bovenhaalt.
In de loop der jaren, mede onder invloed van het tweede Vaticaans Concilie (1962-1965), ontdekte de schrijver-dichter-journalist dat de Bijbelse God wel andere trekken vertoont. Doorheen zijn gehele poëtisch werk zien we hoe van der Plas hiermee blijft worstelen.
Zo ook in het tweede gedicht van zijn reeks getiteld Hoop.     
Formeel is het gedicht opnieuw een sonnet.                       
(kathedraal van Coutances
eigen foto september 2012)

HOOP

2

Ik houd niet van de mens die niet kan slapen,
zegt God. Die woelt van angst en zelfverwijt,
die in het donker aan zijn zonden lijdt,
zijn vuist onder het kussen als een wapen.

Ik houd niet van de mens die denkt te weten
wat ik alleen maar weet; die zelf meeschrijft
in mijn dagboek, zegt God; en die zich blijft
herinneren wat ik al ben vergeten.

Ik ben geen wreedaard die je graag ziet vallen,
zegt God; ik zet geen hinderlagen uit;
ik ben geen koning die zijn volk als buit
beschouwt en kerkert achter hoge wallen,
zegt God in een gedicht waarvan ik houd,
en midden in de nacht laat hij mij koud.
(uit: De oevers bekennen kleur,  Tielt, 1994, blz. 304)

Vele plus veertigers van nu werden opgevoed door ouders en leraars die doordrongen waren door die God-boekhouder die in zijn grote boek al onze zonden bijhoudt. In een reactie hiertegen hebben die dan in groten getale de Kerk de rug toegekeerd. Ze reageren dan ook veelal hypergevoelig op elke morele richtlijn vanuit de kerkelijke hiërarchie.
Bij de positionering van de Katholieke Kerk in bepaalde debatten over ethische kwesties denk ik wel eens: weet jij, beste bisschop of karidnaal, wat God denkt of weet.
Samen met de dichter denk ik dan: ik houd niet van de mens die denkt te weten wat ik alleen maar weet; die zelf meeschrijft in mijn dagboek, zegt God...
En bij de volgende zin zie ik het internet met facebook op kop, dat een vergaarbak is waar alles ergens blijft staan of zweven in 'the cloud' of hangt tussen hemel en aarde. Als wij als mens of als gelovigenwillen vergeten en vergeven en nieuwe kansen bieden, dan duikt altijd ergens wel een ooit geposte tweet of facebook-bericht of e-mail of...op, die mensen weer plaatst voor een al dan niet impulsieve reactie of een misstap.
Onze God, zegt de dichter, biedt hoop en uitzicht omdat hij niet troont in een versterkte burcht en vooral omdat hij de menselijke misstappen niet nadraagt. Zijn 'korte' geheugen biedt de mens hoop en uitzicht en nieuwe kansen elke dag.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten