13 november 2018

Een ladder naar de hemel: Damme

In het polderstadje Damme (nabij Brugge) is er nog tot 2 december een stadsfestival waar hedendaagse kunst getoond wordt op een drietal binnenlocaties, naast een aantal buitenplaatsen. De meest opvallende buitenlocatie is de toren van de dorpskerk. Aan de toren vastgemaakt en er gedeeltelijk boven uitstijgend is er een ladder die 's avond roze oplicht. Dit kunstwerk is van de kunstenaar Ron Haselden en draagt de naam: échelle (ladder).
Bij het zien van deze ladder langs een kerktoren kwamen bij mij twee associaties naar boven.

Eerst en vooral een reeks teksten waar een ladder prominent een rol speelt.
In het eerste bijbelboek Genesis is er een
(Marc Chagall: een van de vele
verbeeldingen van het verhaal
van Jacob en zijn droom van de ladder)
intrigerende tekst over de aartsvader Jacob, in het hoofdstuk 28. In het vorige hoofdstuk heeft Jacob op een slinkse manier het eerstgeboorterecht verworven en zijn belazerde broer Esau zint op wraak. Isaac zendt zijn zoon weg om buiten Kanaän een vrouw te zoeken. De opgejaagde Jacob krijgt dan een droom: "Hij zag op de aarde een ladder staan waarvan de top tot in de hemel kwam. En hij zag engelen van God langs die ladder omhoog klimmen en naar beneden gaan."(Gen. 28, 12) En dan hernieuwt God, die boven aan de ladder staat, zijn belofte eenmaal gedaan aan Abraham, belofte van zegen, nageslacht en grondgebied. Eenmaal wakker geworden, zegt Jacob: "Werkelijk, de Heer is op deze plek en ik heb het niet geweten! Dit is een heel bijzondere plaats! Dit is het huis van God, de poort naar de hemel!"(Gen. 28, 16-17)
In het Johannesevangelie wordt naar deze passage verwezen wanneer Jezus Natanaël aanspreekt die Hem wil volgen: "Waarlijk, ik verzeker je; ge zult de hemel geopend zien, en de engelen van God zien omhooggaan en neerdalen naar de Mensenzoon."(Joh. 1,51)
Naast de bijbelse associaties denk ik ook aan twee belangrijke teksten uit de monastieke traditie, waar een ladder beklimmen een metafoor is voor het geestelijk leven.
Daar is de Syrische monnik Johannes Climacus (6e-7e eeuw) die een werk schreef met als titel: "De ladder" (of in het Westen verspreid als: "De paradijsladder"). Een halve eeuw eerder had Benedictus een regel geschreven voor monniken met daarin een hoofdstuk over de nederigheid. In dit hoofdstuk 7 beschrijft Benedictus de weg naar de nederigheid als een weg langs 12 trappen die je moet afdalen om zo paradoxaal op te klimmen naar God.

Maar het zien van deze "échelle" van Ron Haselden riep bij mij nog een andere gedachte op. De ladder is gedeeltelijk vastgemaakt aan de kerktoren, maar stijgt er ook boven uit. Wie dus de ladder
beklimt, om hoger op te geraken(?), om dichter bij God te geraken(?) heeft eerst nog steun en nabijheid van de kerktoren, maar die nabijheid verdwijnt. Op een bepaald moment klim je alleen verder, onbeschut voor weer en wind, zon of regen. Wie de weg van het geloof gaat gaat op een bepaald moment alleen, zijn eigen weg volgend voorbij de zekerheden van een instituut of gebouw. Elke gelovige komt voor keuzes te staan waar niemand van hem of haar kan overnemen en in geloof omhoog klimmen, gelovend dat er Iemand is aan de top van de ladder. Dit bekeken vanuit de individuele gelovige. Vanuit de kerk bekeken zou de kerk de zoekende mens moeten ondersteunen en aanmoedigen in hun  zoektocht naar vrijheid en verbondenheid. We weten evenwel dat de ladder heel vaak werd en wordt afgezaagd aan de rand van de kerktoren door clerici of gelovigen die het geloof laten verworden tot ideologie. Dus is de ladder voor de kerk als instituut ook een uitdaging tot vertrouwen in God die zichzelf een weg zoekt doorheen het streven van zoekende mensen.

Damme nodigt dus uit om hoger te kijken dan we gewoon zijn...


Geen opmerkingen:

Een reactie posten