6 december 2018

Op zoek naar ons ingeboren verlangen: de langste reis


Meer dan veertig jaar geleden hoorde ik voor het eerst over een van de bijzonderste mensen van de 20ste eeuw, de Zweed Dag Hammarskjöld (1905-1961).  Als diplomaat werd hij in 1953 verkozen tot tweede secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Hij speelde een bemiddelende rol in vele internationale conflicten in het Midden-Oosten, het Verre Oosten en Afrika tijdens de dekolonisatieperiode. Sedert die eerste kennismaking blader ik geregeld in zijn geestelijke dagboek "Merkstenen" (uitg. Orion/Gottmer, 1978-zesde druk).
Ergens in het jaar 1950 schrijft hij over zijn geestelijke zoektocht een filosofisch-poëtische tekst die mij heel dierbaar is, omdat hij iets uitdrukt dat heel herkenbaar is. Hij drukt een afgezonderd worden uit, een eenzaamheid die besloten ligt in het zoeken naar innerlijkheid.
Deze  bijna 70-jaar oude tekst over eenzaamheid heft tegelijk het eenzaamheidsgevoel op bij de lezer: de eenzaamheid van de innerlijke weg is ook een gedeelde ervaring. Wat de dichter Stefan Hertmans onlangs liet optekenen in een interview voor de Poëziekrant lees ik ook bij uitbreiding van de poëzie naar de spiritualiteit. Hertmans zegt over de poëzie: " Historisch onderscheid is voor mij onbelangrijk. Poëzie is een tijdloze ruimte, waarin je haast naïefweg alle dichters als je tijdgenoten kunt beschouwen, je met hun poëzie vereenzelvigen, ongeacht in welke eeuw ze geleefd en geschreven hebben." (Poëziekrant, sept-okt 2018, blz. 7). Vervang in bovenstaand citaat 'poëzie' door 'spiritualiteit' en 'dichters' door 'geestelijke schrijvers'. "Merkstenen" wordt en blijft dan ook een actueel boek voor wie op zoek is naar zijn ingeboren verlangen.
Hier de tekst die voor zichzelf spreekt. Hammarskjöld was toen actief in de Zweedse politiek als partijloze met grote kennis over economie, financiën en buitenlandse politiek.



De langste reis                                                
is de reis naar binnen.
(Via Appia Rome 2007 eigen foto)
Wie zijn lot gekozen heeft,
de tocht begonnen is
naar zijn eigen bodem
(is er een bodem?)
nog midden onder U
staat hij al buiten het leven,
geïsoleerd in Uw gevoel
als de terdoodveroordeelde
of zoals hij,
dien het naderende afscheid
tevoren reeds toewijdt
aan de uiteindelijke eenzaamheid
van ieder mens.

Tussen U allen en hem
is afstand,
onzekerheid,
discretie.

Zelf zal hij U zien
steeds verder weg,
de lokroep van Uw stemmen horen
steeds zwakker.
(Merkstenen, 1978, blz. 72)

In 1950 zegt hij over zijn lange reis: wie zijn lot gekozen heeft. Hij heeft gekozen voor die innerlijke reis, maar op 21 mei 1961 (Pinksteren dat jaar) toont zijn meditatie dat hij een hele weg heeft afgelegd. Hij blikt op dat moment terug op zijn leven tot dan toe en zijn keuze beleeft hij nu als een gekozen zijn.
Hij wist toen zelf niet dat hij vier maanden later zou sterven tijdens een verdacht vliegtuigongeval.
Pinksteren 1961
Ik weet niet wie-of wat-de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja, tegen iemand -of iets.
Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft. Vanaf dat moment heb ik geweten wat het wil zeggen, 'niet om te zien', of 'zich niet te bekommeren om de dag van morgen'.
(...)
Verder op de weg leerde ik stap voor stap, woord voor woord, dat achter iedere zin van de held van het evangelie een mens staat en de ervaring van een mens. Ook achter het gebed dat de kelk hem mocht voorbijgaan, en achter de belofte om hem te ledigen. Ook achter ieder woord op het kruis.
(Merkstenen, 1978, blz. 200)

Bij het citaat 'niet om te zien' denkt Hammarskjöld wellicht aan een Jezuswoord uit het Lucasevangelie: "Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken is niet geschikt voor het koninkrijk van God." (Lc. 9, 62). Het andere citaat verwijst naar een Jezuswoord uit de bergrede dat wij als mens ons niet ongerust moeten maken om onszelf, ons lichaam of kledij (Matteüs 6,25-34).
De jongere diplomaat die in 1950 nog vanuit zijn eigen streven denkt en leeft wordt een man die zich door een "U" laat leiden en leven, in het besef dat zijn overgave veel vruchtbaarder is dan zijn eigen wil. De U in 1950 zijn de mensen waartussen hij leeft, de U in 1961 is een tegenover waaraan hij zich overgeeft en die hem tegelijk heel nabij is.

Op 19 juli 1961 mediteert hij dan ook:

Geef ons
een zuiver gemoed,
dat wij U mogen zien,
een nederig gemoed,
dat wij U mogen horen,
een liefdevol gemoed,
dat wij U mogen dienen,
een gelovig gemoed,
dat wij U mogen leven.
U, die ik niet ken
maar aan wie ik toebehoor.
U, die ik niet begrijp
maar die mij heeft toegewijd
aan mijn eigen lot.
U-
(Merkstenen, 1978, blz. 210-211)

Laat ons bidden dat er in deze tijden politici mogen zijn die in Hammarskjölds voetstappen treden, en laat ons zelf ondertussen die langste reis aanvatten en/of verderzetten, die weg naar binnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten