29 november 2019

Tehillim -04-

De psalmen zijn in de loop der geschiedenis al vele malen vertaald en hertaald. 
Maar naast hertalingen en vertalingen die dicht aanleunen bij de oorspronkelijke tekst, zijn er ook vele gedichten die vertrekken vanuit een psalm of psalmvers om dan met een gepaste dichterlijke vrijheid verder te borduren.
Zo las ik onlangs in het monastieke tijdschrift "De Kovel" vier gedichten van de Leuvense dichter Jos Stroobants die hij speciaal schreef naar aanleiding van de restauratiewerken aan de Leuvense Keizersbergabdij. (over die werken :  https://abdijkeizersberg.be/keizersberg2/brief ).

Het laatste gedicht van deze kleine reeks borduurt verder op psalm 133. Hier de Naardense bijbelvertaling van deze korte psalm:
"Zie, hoe goed en hoe lieflijk,
als broeders ook zetelen in eendracht.
Dat is als de goede olie op het hoofd,
die neerdaalt op de baard, de baard van Aäron,
die neerdaalt op de monding van zijn mantels;
als dauw van de Hermon, -
die neerdaalt op de bergen van Sion,-
want daar heeft de ENE geboden de zegen,
leven tot in der eeuwigheid."
In het Hebreeuws klinken de beginregels als volgt:
"Hinneh mah Tov umah na'iym sheveth ahiym..."


(Mont St. Michel - eigen foto - september 2012)


Zie hoe de dichter deze psalm als opstapje gebruikt.
"Fratres in unum"

Elk wonen draagt een schuld: bekentenis van wind
en winter en verwonding. En elk wonen is
ook zegen, tijd van onschuld, onverdeeldheid en
barmhartigheid - tot weer opnieuw een open dag daagt
aan een onbestemde einder. Zo de Bouwheer
aan het huis zijn zegen weigert, bouwen té
vergeefs de knechten, brouwers nodeloos de brouwers,
zullen zangers nutteloos de meiboom planten.
Hinneh mah Tov umah na'iym sheveth ahiym...
(uit: De Kovel, nr. 58, juni 2019, blz.76)
In de verzen 5-6 maakt de dichter een associatie met psalm 127 (als de Heer het huis niet bouwt...) en in vers 7 een allusie op het speciale bier dat gebrouwen wordt mede ter financiering van de restauratie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten