4 februari 2022

Raam met uitzicht - 2 -

Zoals in het vorige bericht op deze blog aangegeven ga ik nog even dieper in op het derde deel van het gedicht "Perspectief" van de Leuvense dichter Jos Stroobants, dat ik onlangs mocht ontdekken in de bloemlezing "Tijd opent zich als nieuwe wijn" (uitg. P, 2021, blz. 155).
Dat derde deel begint met een verzuchting, een verlangen.
En als de tijd nu eens bewoonbaar was -
Voor de dichter is de tijd blijkbaar niet bewoonbaar. Het leven in de tijd is niet zo gemakkelijk, de eindigheid, het aflopende leven, de beperkingen van het mens zijn wekken een unheimlich gevoel, een ervaring van niet echt op zijn plek zijn, van niet thuis kunnen komen. Maar hij verzucht: als de tijd nu eens bewoonbaar was... een gedachtenstreep geeft even adem en dan denkt de dichter in beelden verder over wat bewoonbaarheid inhoudt, wat thuiskomen kan betekenen.
een mantel veiligheid, een open raam,
Veiligheid blijkt het eerste waar de dichter aan denkt bij 'bewoonbaar' zijn en die veiligheid wordt voor hem verbeeld in een mantel. Deze veiligheid via een mantel is geen indrukwekkende zaak want een mantel houdt even koude en regen tegen, maar houdt geen messteek of kogel tegen. Maar toch, een mantel bedekt onze naaktheid en schamelheid, kan ons helemaal omvatten zoals mantelzorgers proberen hun zieke of oude familielid of vriend beschutting en veiligheid te bieden. Een mantel veiligheid : een broze beschutting om de tijd die ons gegeven is bewoonbaar te maken.
Naast veiligheid heeft de dichter ook nood aan uitzicht: een open raam. Het huis van ons leven wordt pas bewoonbaar als er ramen zijn die openheid bieden. Er is méér dan mijn eigen leventje. Ik heb andere mensen nodig, ik heb een uitzicht nodig op méér dan mijn besognes. De mantel en het raam geven ook aan dat we aan onszelf niet genoeg hebben : de anderen en het andere zijn tegelijk een gevaar waartegen we ons willen beschermen en een perspectief op meer leven. Dat brengt de dichter tot een algemenere beschouwing.
een oefenplaats voor telkens nieuwer tijd
in nieuwer mensen, en aan ons voorbij?
Die broze mantel die veiligheid biedt en dat open raam dat licht binnenlaat en uitzicht biedt is volgens de dichter slechts een oefenplaats om onszelf als mens telkens weer te vernieuwen, om onszelf te overstijgen, aan onszelf voorbij... De tijd ons gegeven tot een bewoonbare ruimte maken is altijd maar tijdelijk, altijd maar proberen, altijd maar zoeken naar nieuw uitzicht. Dat denkt de dichter maar helemaal zeker lijkt hij niet. Dit kwatrijn eindigt dan ook met een vraagteken.
En als het lukt om tijd bewoonbaar te maken, dus om onze wereld meer leefbaar te maken, wat levert dat dan op? Zeker is de dichter niet, maar tussen haakjes geeft hij wel perspectief. De stelligheid van de titel van het gedicht krijgt in de laatste regels van elk deel een voorlopig antwoord, een antwoord tussen haakjes. En bij dit derde deel van het gedicht klinkt het voorlopige antwoord als volgt :
(We woonden vrijer dan, we spraken helder,
en we vloeiden in elkander over.)
Als we er zouden in slagen om veiligheid te creëren voor onszelf en voor anderen en om in openheid te leven naar anderen/de Andere dan zou er vrijheid zijn, helderheid en verbondenheid. Dan zouden we leven aan de Utopia voorbij, zoals de dichter meegaf naast de titel van dit vers.
De beelden in deze enkele lijnen roepen bij mij een en ander wakker, maar daarover meer in een volgende blogpost.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten