Om op het elan van de vorige berichten voort te doen, duik ik nog even in de 'Verzamelde gedichten' (uitg. Bert Bakker, 1985) van Hans Andreus, de dichter die over licht en vergankelijkheid geschreven heeft met een heel eigen stem.
Hoe we ons God moeten voorstellen weten we niet en de metafoor van het licht is ook niet zo'n gemakkelijke daarbij. Dat heb ik in vorige berichten al ontdekt, én toch... Zoals licht dat altijd hetzelfde is toch elke dag én elk moment van de dag weer anders wordt ervaren en beleefd, zo is het ook met die Aanwezige die ons leven aan het licht brengt.
Die ongrijpbaarheid van het licht die er toe doet (want zonder licht geen leven) wekt verwondering op. Die verwondering schrijft de dichter uit in zijn bundel uit 1975 "Holte van licht", waaruit dit vers komt.
OF HOE DAT HEET
Gelukkig dat
het licht bestaat
en dat het met
me doet en praat
en dat ik weet
dat ik er vandaan
kom, van het licht
of hoe dat heet.
(uit: Andreus, Hans, Verzamelde gedichten, 1985, blz. 918)
Ik denk hierbij aan Paulus die in Athene op de Areopagus spreekt over de God van Jezus, als de God die niet ver van ieder van ons bestaat want zegt Paulus "door hem leven wij en bewegen wij en zijn wij" (Handelingen 17,28). De God die licht is en waar we vandaan komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten